Laten we minder humor bedrijven en vaker grappig proberen te zijn
- Artikel
- 09 sep 2020
- 9 minuten leestijd
In Nederland vinden we ‘humor’ zo belangrijk dat het bijkans heilig wordt verklaard. Maar kunnen we niet een wat nederigere vorm van grappenmaken op een voetstuk zetten, een waarin het falen, de kwetsbaarheid, het menselijke gebrek gevierd worden?
In Nederlandse discussies over racisme komt vaker het verwijt naar voren dat de tegenpartij ‘geen gevoel voor humor’ zou hebben. Je ziet het verwijt bijvoorbeeld terug in de Facebook-reacties op nieuwsberichten over cabaretiers waar ophef over is, maar ook Youp van ‘t Hek verweet het Arie Boomsma toen die had gezegd dat Johan Derksen een racist was. Boomsma zou te gevoelig zijn, zou geen gevoel hebben voor de fijnere kneepjes van de ‘harde grap’, grappen die ‘groeien aan de rand van het ravijn’. Toen ik dat in Youps column las, dacht ik terug aan René van der Gijp die met een pruik op doet of hij trans is, en vroeg ik me ineens af of er eigenlijk niet een verschil bestaat tussen ‘humor’ en dat wat daadwerkelijk grappig is.
Voorzitter van comedyclub Toomler Arthur Umbgrove betoogde in een opiniestuk voor Het Parool dat humor en satire een soort heilige status moesten hebben, en dat je iedere grap zou moeten kunnen maken, over alles en iedereen. Umbgrove maakte dat punt in reactie op het nieuws dat de BBC een aflevering van Fawlty Towers offline haalde en bepaalde afleveringen van Little Britain kuiste op racistische grappen. Een deel van mij wil op het punt dat ‘humor altijd moet kunnen’ Arthur uitnodigen om mee te gaan naar een Alzheimer-café om hem daar uit te dagen eens lekker jokes te gaan maken over vergeetachtigheid en te zien hoe dat valt, een ander deel van mij beseft dat het leven te kort is om dit soort punten helemaal uit te spellen. In ieder geval vind ik het interessant dat ook Umbgrove ‘humor’ zo op een voetstuk zet.
Humor idealiseren
“We idealiseren humor”, schrijft hoogleraar Giselinde Kuipers in een essay over humor en politiek in De Groene Amsterdammer. “Gevoel voor humor vinden we een essentiële persoonlijke kwaliteit.” Volgens Kuipers is dat idealiseren van humor door de Nederlander een denkfout: we kijken daarmee voorbij het feit dat humor niet een goede kracht op zichzelf is, maar een communicatiemiddel, een emotionele kracht die zowel voor goed als voor slecht kan worden gebruikt.
Een functie van grappen is bijvoorbeeld om de ‘in-group’ te laten lachen ten koste van een andere groep. “Humor is een krachtige manier om wij-zij-gevoelens te markeren. Samen lachen betekent: wij begrijpen dezelfde grap. Wij zien de wereld op dezelfde manier”, schrijft Kuiper.
Juist die functie lijkt me een belangrijk aspect van ‘humor’, dat Hollandse ‘humor’, diepe u, korte o. Het komt me voor dat dat een vorm van grappen maken is die ervan uitgaat dat je publiek de vorm van wat je zegt herkent als zijnde ‘humoristisch’ en daardoor de maker ervan vrijwaart van verantwoordelijkheid voor wat er is gezegd. Het is humor, bedoeld om te lachen: als je niet lacht, ben je een zeikerd, als je meelacht, ben je direct gepromoveerd tot gezellig.
Humorpagina’s
Bij het woord humor moet ik ook denken aan de vele Nederlandse ‘humorpagina’s’ waar Facebook in grossiert: pagina’s als Humor met een knipoog (53.000 leden) of Humor world (16.000 leden), die de meest belegen cartoons, grapjes en memes plaatsen en die altijd een soort hysterisch lachende emoji die een duim opsteekt als mascotte schijnen te moeten hebben.
Dit soort emoji
Kenmerkend ook aan de posts in deze groepen is dat ze meestal gepaard gaan met emoji die huilen van het lachen: 😂🤣De lezer hoeft geen enkele twijfel te hebben over het gegeven dat hier de edele humor van de bovenste plank wordt bedreven, dat het hier de bedoeling is dat men tranen in de ogen heeft van het lachen. Drie voorbeelden van wat er de afgelopen 24 uur op de ‘Humor met een knipoog’-groep is gepost:
Is dit wat Youp bedoelt met gevoel voor humor?
Dat is volgens mij een van de belangrijkste aspecten van ‘humor’ - in tegenstelling tot dingen die grappig zijn: het markeert zichzelf duidelijk als zijnde ‘humor’. Zo gezien bezondigde cabaretière Sanne Wallis de Vries zich de afgelopen tijd aan ‘humor’, toen ze de Amerikaanse komiek Sarah Cooper nadeed. Cooper maakt al maandenlang dezelfde grap, door speeches van Donald Trump na te synchroniseren, iets wat je na de eerste keer al wel snapt en wat daarna totaal niet meer grappig is, maar wat haar toch miljoenen views en likes en volgers opleverde. Ondanks kritiek op Cooper dat alleen mensen als je ouders haar leuk zouden vinden, liet Wallis de Vries zich niet kisten en maakte twee video’s waarin ze Thierry Baudet nasynchroniseerde. De video’s waren ook in Nederland goed voor duizenden likes en retweets, en ik snap daar echt niets van. Een concept wat Sanne Wallis de Vries zelf niet bedacht heeft + een vorm die heel weinig verheldert of inzichtelijk maakt aan waarom wat Thierry zegt nou zo bezopen is – wat zijn deze video’s meer dan een manier om tegen het publiek te zeggen, ‘lach maar hierom, het is goed, je hebt humor, wij hebben humor, wij zijn goede mensen, wij begrijpen elkaar tenminste’? Ze komen me voor als zuivere ‘humor’ – in wezen niet veel anders dan deze emoji:
Natuurlijk mag in dit verband niet de ‘humor’ van mensen als Tisjeboyjay en Viruswaarheid-adepten en Janet Ossebaard ontbreken. Een bepaald soort Nederlandse ‘scepticus’ heeft een cynische lach die voor mij ook wel een vorm van nare, beperkte humor in zich heeft. De manier waarop deze mensen lachen is zo ontzettend zelfingenomen, zo smalend, zo zeker van hun zaak, ik moet ervan rillen.
Dat gezegd hebbende kom ik nu op het gladste ijs in dit betoog, waarin ik vertel wat ik grappig vind. Ik denk dat het verschil tussen grappig zijn en ‘humoristisch’ zijn in de tegenstellingen zit. Ik denk ook dat wat grappig is, iets opheldert of duidelijk maakt.
Een tijdje terug zag ik bijvoorbeeld Cardiogram, een Kazachse coming-of-age-film uit de jaren negentig waar een van de grappigste scènes ooit in zit. De film gaat over een plattelands-jongetje dat naar een soort kostschool moet om aan te sterken voor zijn hartproblemen. Op die school werkt een knappe zuster waar hij verliefd op wordt. De directeur van de school heeft echter ook een oogje op die zuster, en het jongetje ziet met lede ogen aan dat de schooldirecteur ook vaak bij de zuster zit om te vertellen over van alles en nogwat.
Op een gegeven moment in de film vertelt de directeur dat hij ooit een hele goede voetballer was. Als het niet aan zijn blessure had gelegen, was hij profvoetballer geweest, als Pelé. Het jongetje hoort dit verhaal ook. Later in de film is de directeur in zijn eentje in de voetbalzaal aan het oefenen, wanneer hij het jongetje ziet kijken. Hij wenkt hem, geeft hem keepersspullen aan en zet hem op het doel. Vervolgens schiet de schooldirecteur schot na schot op doel, die allemaal worden tegengehouden door het jongetje met de hartproblemen. Het is onbedaarlijk hilarisch, juist omdat het zo onderkoeld is. Twee rivalen in de liefde, die niet echt rivalen zijn omdat de een tien jaar oud is, en de ander een man die een beetje heeft lopen opscheppen, en toch niet scoort. Het is gortdroog, het zegt iets over de personages waarnaar je kijkt, en het is ergens ongrijpbaar.
Tot slot
‘Humor’ is de duistere, verkeerde kant van dingen die grappig zijn. Ik zie het in een aantal contrasten: humor is wij-zij-denken, grappig-zijn is bevragen wie ‘wij’ überhaupt zijn. Humor is cynisch en gesloten, grappig-zijn is ironisch en open. Humor is denken dat gevoel voor humor heilig is, dat geen enkele grap gecensureerd mag worden, grappig-zijn is snappen dat wat grappig is altijd afhangt van de status van de grappenmaker en de toehoorder, en met die wetenschap spelen. Humor is lui en zelfingenomen, grappig-zijn is hard werken en lijden voor de lach. Humor is je publiek for granted nemen, grappig-zijn is de ander serieus nemen en beseffen dat de dood er snel aankomt.
Mijn punt is niet dat ‘humor’ niet meer zou moeten worden gebruikt: dat zou zijn als zeggen dat je geen werkwoorden meer moet gebruiken - zo werkt taal niet, zo werkt de mens niet. Wat ik graag zou zien is dat we ‘humor’ wat in status laten zakken, dat we het zien voor wat het is: niet iets wat heilig is, niet iets wat zonder meer leuk is. Als een ander niet meegaat in jouw humor, is diegene niet automatisch ‘niet-grappig’.
Mensen als Youp van ‘t Hek, internetcommenters, de mannen van VI, die mogen wel iets voorzichtiger zijn met zeggen dat mensen geen gevoel voor humor hebben. Het Hollandse ‘humor’ is vaak helemaal niet zo grappig – eigenlijk net zoals zeggen dat iemand anders niet grappig is. Ik heb het vaak genoeg geprobeerd in mijn leven, bijvoorbeeld om op social media tegen iemand te zeggen dat die niet om te lachen is, maar het resultaat van die pogingen is dusdanig humorloos dat ik het er eigenlijk altijd maar bij laat. Nog een laatste geestige overweging: zelfs binnen humor kan je nog manieren vinden om eenzaam te zijn.
Hoe het ook zij, als we bijvoorbeeld met z’n allen al besluiten dat humor niet heilig is, dat Nederlanders zich niet zo superieur voelen om hun humor, maar het echt zien als een kwestie van smaak, als we met z’n allen originaliteit en frisheid in grappen belangrijker vinden dan ‘hun’ belachelijk maken, en als we stoppen met het gebruiken van een proestende vrouw als reactiegifje om aan te geven dat we van ‘LOL’ zijn gegaan ben ik al een tevreden lachebekje. Moet lukken toch? Ok dan, zet hem op!