We zien onszelf állemaal als moreel superieur, blijkt uit dit onderzoek
- Tip
- 02 feb 2018
- 5 minuten leestijd
Zelfkennis? Mwoah. Twee wetenschappers ontdekten dat wij mensen onszelf een opvallende morele superioriteit toedichten ten opzichte van de rest. Een soortgelijke hersenkronkel werd eerder geconstateerd bij veroordeelde criminelen in de bajes.
Hoor eens even, verzucht de GroenLinkser, dat hele doen alsof vluchtelingen geen mensen zijn en wij ze dus niet hoeven te helpen, daar sta ik boven. Bekijk het lekker, sist de PVV’er, met je grachtengordel gewauwel, het échte volk staat hier mijlenver vandaan. Dankjedekoekoek, brengt de D66’er in: wij kunnen prima inschatten wat het best is voor dat zo bejubelde volk. Lulkoek, predikt de aanhanger van Forum Voor Democratie: alleen de mensen zelf kunnen beslissen, al lukt dat iets beter bij referenda dan bij daadwerkelijke verkiezingen. En iedereen die het daar niet mee eens is, aanbidt het partijkartel en is dus per definitie van een nogal laag soort.
Heel veel verder komt niemand er mee, maar gód, wat voelen we ons fijn als we ons laatdunkend kunnen uitlaten over iemand die iets anders vindt. En dat, zo blijkt uit recent wetenschappelijk onderzoek, is de aard van het beestje.
Wij mensen hebben al de neiging onszelf boven anderen te plaatsen: desgevraagd geven we vrijwel altijd aan harder te werken dan de rest, intelligenter te zijn dan de ander, enzovoort. Terwijl dat natuurlijk niet kan kloppen, aangezien de wereld niet louter bestaat uit hyper-hoogbegaafde wiskundigen met het arbeidsethos van de gemiddelde Rotterdamse dokwerker. Dit noemen wetenschappers het ‘Better-than-average effect’: als je ons vraagt hoe onze kwaliteiten zich verhouden tot die van anderen, schatten we onszelf resoluut boven het gemiddelde. Geen ramp, natuurlijk: een portie zelfvertrouwen is iedereen gegund.
Twee onderzoekers van de University of London ontdekten echter dat we onszelf vooral onrealistisch hoog inschalen op het gebied van moraliteit. Dat geldt voor vrijwel iedereen. Eerder onderzoek wees uit dat veroordeelde criminelen in hun cel zichzelf zien als moreel superieur aan andere stervelingen. Er is een sterk verband tussen zelfvertrouwen en jezelf allerhande sociale eigenschappen en aangeboren talenten toedichten. Iemand die permanent denkt dat alles wat-ie doet geniaal is, zal ook zeggen dat-ie slimmer en aimabeler is dan rest. Klinkt logisch, toch? Alleen: er is geen verband tussen veel zelfvertrouwen en een sterk gevoel van morele superioriteit. Dat hebben we namelijk allemaal.
Het verklaart voor een deel waarom de debatcultuur in Nederland zo ontsierd wordt door getetter. Geef mensen met een gigantisch moreel superioriteitscomplex een toetsenbord en een plek om elkaar eindeloos in het gelijk te stellen, en het ontleden van de argumenten van andersdenkenden doet ongeveer even archaïsch als overbodig aan. We huizen dus niet zozeer in filterbubbels, als wel in ethische ivoren torens, die – al staan ze scheef als die van Pisa – nooit ter discussie staan, simpelweg omdat ons vertrekpunt is dat wij zelf betrouwbaarder en eerlijker zijn dan de rest. Dus: betrouwbaarder en eerlijker dan wie dan ook die een mening heeft die afwijkt van de onze.
Problematisch, want het overschatten van morele superioriteit betekent natuurlijk niet dat inhoudelijke autoriteit niet bestaat. Iedereen kan zich beter wanen dan de ander; dat betekent niet dat de bakker evenveel weet van brood als jij en ik; dat de econoom even weinig begrijpt van economie als jij en ik; dat uw scribent van dienst precies evenveel kijk heeft op voetbal als Louis van Gaal; of dat Donald Trump even zinnige dingen kan zeggen over global warming als de gemiddelde klimaatwetenschapper.
Onzichtbare dirigent
Nog problematischer zelfs: de morele superioriteit die we als een paar pondjes extra na kerst allemaal meetorsen, werkt het wantrouwen van daadwerkelijke kennis in de hand: wat weet díe lul nou weer, met zijn jarenlange onderzoek, de heldere lichten die mijn ideologie delen vinden toch iets heel anders – enzovoorts. Zodra een onderwerp immers aan rechts of links wordt gekoppeld door naarstig gespin van overenthousiaste campagneteams in verkiezingstijd, zijn mensen bijna per definitie geneigd de hakken ferm in de sloot te plaatsen: ‘wij’ hebben morele superioriteit ten opzichte van ‘hunnie’, dus alles wat zij zeggen over het onderwerp dat ze zich hebben toegeëigend, zal wel onzin zijn. Nog een stapje verder: twitteren dat ‘links’ of ‘rechts’ dit altijd doet, alsof dat homogene entiteiten zijn, zonder kleurverschillen – orkesten wachtend op een onzichtbare dirigent, om er vervolgens lustig op los te musiceren.
De nekslag voor het her en der bekritiseerde individualisme, maar ook: voor überhaupt denken als individu.
Maar ja, het is natuurlijk ook wel lekker: elk dialoog de strot om draaien met een verwijt over privilege of politieke correctheid. Dat snappen hunnie aan de andere kant gewoon niet, met hun inferieure ethiek.
Het goede nieuws is dat we, nu we dit doorhebben, onze eigen ivoren Twitter-toren wat vaker kunnen verruilen voor een realiteitsgezinder oord. En als we weten dat onze onderbuiken ons overtuigen van ons eigen gelijk, zullen we dan afspreken de eigen argumenten voortaan even kritisch af te wegen als die van de tegenstander? Ik bepleit een terugkeer van de nobele kunst der redetwist. In vredesnaam: zullen we proberen anderen (pamfletterende lokale politici, bijvoorbeeld) niet op de bek te hengsten, maar om de oren te slaan, met zinnige, rationele argumenten?
Wordt de maatschappij een stuk leuker van, denk ik – al sluit ik niet uit dat ik precies tik wat mijn onderbuik en bijbehorende morele superioriteit me influisteren.
Benieuwd naar het onderzoek? Je leest 't hierrr.