Xtc is minder schadelijk dan alcohol. Waarom is het dan een harddrug?
- Artikel
- 16 feb 2022
- 7 minuten leestijd
Mediawetenschapper Berrie van der Molen onderzocht hoe de reputatie van xtc door de jaren heen veranderde. Welke stemmen hebben onze beeldvorming bepaald, en is dat beeld wel terecht?
Mediawetenschapper Berrie van der Molen spitte door duizenden radio-items
en krantenartikelen, op zoek naar verhalen over een controversieel onderwerp:
xtc-gebruik. Voor zijn promotieonderzoek aan de Universiteit
Utrecht onderzocht hij hoe het publieke debat over het veelbesproken pilletje
zich tussen de jaren tachtig en begin deze eeuw ontwikkelde.
Welke stemmen hebben onze beeldvorming beïnvloed, waarom worden gebruikers
tegenwoordig geframed als ‘yogasnuivers’ en hoe kan het
drugsdebat, ook in de media, constructief worden gevoerd? Ik besprak het met de
promovendus die tijdens zijn onderzoek zelf ook een steeds sterkere mening over
het onderwerp ontwikkelde.
[LD] Waar ik allereerst benieuwd naar ben: hoe kwam je erbij om op dit onderwerp te promoveren?
“Mijn onderzoek valt onder een groter project over de geschiedenis van het Nederlandse drugsbeleid sinds de Tweede Wereldoorlog. Het viel me op dat er in de media nog altijd een verhit debat wordt gevoerd over xtc-gebruik en het al dan niet reguleren ervan, terwijl het alweer ruim dertig jaar geleden is dat het middel op de Nederlandse markt verscheen. Het leek me interessant om een debat over een drugssoort te analyseren vanaf het allereerste moment dat er over werd geschreven en gesproken. Dankzij nieuwe software was het daarbij mogelijk om voor het eerst ook radio-items mee te nemen.”
Als je de begindagen in de jaren tachtig vergelijkt met het heden, wat zijn dan de belangrijkste verschillen in het debat over xtc-gebruik?
“Wat opvalt is dat er in de jaren tachtig en tot ver in de jaren negentig veel ruimte was voor progressieve stemmen die vonden dat xtc eigenlijk niet als harddrug op de opiumlijst hoort te staan. Naast gebruikers werden veel drugs- en verslavingsexperts aan het woord gelaten. Zij vonden dat de overheid niet zozeer moet inzetten op het verbieden en bestraffen van gebruik, maar op harm-reduction [het minimaliseren van gezondheidsschade, red.] en goede voorlichting over verantwoord gebruik. Xtc werd eigenlijk besproken als een softdrug, als onschuldig onderdeel van de uitgaanscultuur.”
“De conservatieve stemmen die daar tegenover stonden, kregen rond de eeuwwisseling steeds meer ruimte in de media. Die stemmen kwamen vooral van politici, politiewoordvoerders en bezorgde ouders die stelden dat xtc-gebruik niet getolereerd zou moeten worden omdat het nu eenmaal tot de harddrugs behoort. Ze gebruikten vaak ook emotionele en moraliserende argumenten: drugs zijn slecht voor onze kinderen, dus waarom staan we het toe dat er ieder weekend tienduizenden aan de pillen gaan?”
“In die periode werd de autoriteit en neutraliteit van de gezondheidsexperts steeds vaker in twijfel getrokken. Over bekende instituten zoals het Trimbos werd gesuggereerd dat zij zich voor hun beleid lieten adviseren door voormalig drugsgebruikers, daardoor zouden ze te weinig kritische distantie hebben. Dat zul je nu niet zo snel meer horen, maar die conservatieve stemmen zijn in de tussentijd zeker niet verdwenen. Hoewel het progressieve geluid de laatste jaren óók weer luider klinkt, zelfs vanuit politieke partijen. Tegenwoordig zie je de twee kampen allebei duidelijk terug.”
Wat waren eigenlijk de redenen om xtc in 1988 als harddrug onder de
opiumwet te laten vallen?
“De lijsten van de opiumwet zijn er formeel om middelen te kunnen onderscheiden op basis van het risico voor de volksgezondheid. Maar eigenlijk waren er weinig redenen om te geloven dat het risico van xtc zo groot was dat het op lijst 1 [met harddrugs, red.] moest komen te staan. Nederland leek een productie- en doorvoerland te worden, en dat vond men niet wenselijk. Politici wilden niet dat ons land bekend zou komen te staan als pillenboer voor de rest van de wereld.”
“Mogelijk werd die keuze ook gemaakt onder druk van andere landen, waar xtc in de jaren vóór 1988 al als verboden middel stond geregistreerd. Als Nederland het niet illegaal maakte, zou dat hun repressieve beleid kunnen ondermijnen.”
Welke invloed had die verharding van het debat in het begin van deze eeuw
op het gebruik?
“Volgens de statistieken is het gebruik van xtc alleen maar toegenomen, dus het heeft in ieder geval niet het gewenste effect gehad. Maar eerlijk gezegd denk ik dat het gebruik van illegale middelen zich überhaupt weinig aantrekt van wat er in de media over wordt gezegd.”
“Iets dat wel veranderde, is dat de stalletjes waar je in de jaren negentig je pillen kon laten testen in clubs en op festivals langzaam verdwenen. Sindsdien moeten gebruikers langsgaan bij een testservice van de GGD of Jellinek, of het naar ze opsturen. Dat is toch een grotere drempel. Je kunt je afvragen of de verharding van het debat de veiligheid van het gebruik heeft beïnvloed.”
Voor mijn generatie van zogenoemde ‘yogasnuivers’ is voormalig minister van justitie Ferd Grapperhaus waarschijnlijk de bekendste publieke drugscriticus. Wat mij bij het lezen van je onderzoeksverslag opviel, is dat het opvallend vaak CDA’ers zijn die zich in de media uitspreken tegen het gedogen of reguleren van drugsgebruik. Waarom nou juist zij?
“Dat vind ik moeilijk te zeggen, ik heb niet onderzocht waarom bepaalde personen aan het woord worden gelaten. Daar gaat natuurlijk een hele redactiedynamiek aan vooraf. Maar het is wel duidelijk dat het CDA over het algemeen niets moet hebben van het gedogen van zaken die volgens de wet illegaal zijn. En onder christelijke partijen heerst al langer een narcofobisch sentiment: ook vóór de illegalisering van xtc bestond er een angst en afkeer van geestverruimende middelen. De overtuiging is en blijft: drugs zijn drugs en drugs zijn slecht.”
Heeft je onderzoek je eigen mening over de regulering van xtc doen veranderen?
“Toen ik eraan begon, stond ik er vrij neutraal in. Ik had geen uitgesproken standpunt. Maar als wetenschapper weeg ik de mening van experts die op basis van onderzoek en inhoudelijke argumenten spreken natuurlijk het zwaarst. En ik weet nu dat zij nagenoeg allemaal stellen: voor de volksgezondheid is het mogelijk maken van veilig gebruik veel effectiever dan het verbieden.”
“Als je puur naar de werking van de stof kijkt, is het ook zo dat xtc qua schadelijkheid ver onder alcohol en tabak staat. Toch zien we het ene als harddrug en vloeit het ander rijkelijk. Het lijkt me goed als daar opnieuw een debat over wordt gevoerd: wat staat waar in de opiumwet en is dat rationeel en verstandig?”
Hoe zou dat debat constructief kunnen worden gevoerd?
“Daarvoor is het nodig om eerst die cirkelredenering te doorbreken. Want wat nu steeds wordt gezegd, is: xtc is schadelijk wánt het staat op die lijst met harddrugs. Maar waaróm staat het op die lijst? Wat zijn de argumenten en zijn die overtuigend genoeg?”
“Ook lijkt het me goed als er meer nuance komt in het debat over drugsgebruik: over welke drug hebben we het precies? Wat je nu ziet is dat het gebruik en de regulering van xtc en bijvoorbeeld cocaïne vaak samen worden besproken, terwijl cocaïne een stuk verslavender is dan xtc. Ik zou dat lostrekken van elkaar.”
“Daarbij zouden drugs- en verslavingsexperts weer ruim baan moeten krijgen om in mediadebatten toe te lichten hoe een middel werkt en wat het effect is van bepaalde beleidskeuzes. Al is het dan wel van belang in welke setting zo’n genuanceerd punt wordt gemaakt. Zet je een expert tegenover een doorgewinterde politicus met een tegenstrijdige mening, dan is er een kans dat zijn punt ondergesneeuwd raakt.”