‘Ik lag twee dagen bewusteloos onder het puin’. Nilufa naaide onze kleren toen de fabriek instortte
- Artikel
- 03 mei 2023
- 9 minuten leestijd
Nilufa was 26 toen ze tien jaar geleden bedolven raakte onder het puin van een fabriek in Bangladesh waar ze werkte voor merken als Benetton en Mango, Suma (27) werkt juist nu in de kledingindustrie. “Iedereen is ons vergeten, ik en de andere slachtoffers zijn als verrot fruit."
Het is vijf voor acht in de avond als ik op de Dam in Amsterdam sta. Medewerkers van de Schone Kleren Campagne zetten kaarsen neer voor de herdenking van de Rana Plaza-ramp. Het is tien jaar geleden dat een acht verdiepingen tellende kledingfabriek in Bangladesh instortte. Op een groot doek staan alle namen van de 1138 personen die deze ramp niet overleefden. Ik denk meteen aan Nilufa Yasmin met wie ik eerder sprak en weet dat haar naam er niet tussen staat. Zij is een van de 2500 mensen die gewond raakte, maar de ramp wél heeft overleefd.
Bewusteloos onder het puin
Een aantal dagen voor de herdenking op de Dam kijkt Nilufa Yasmin (36) me via een beeldscherm ietwat verlegen aan. Ze praat met me vanuit de hoofdstad van Bangladesh, Dhaka, in een klein kamertje met fel groen geschilderde muren en ze ziet er vermoeid uit. Met behulp van een tolk hebben we contact met elkaar. De verbinding piept en kraakt af en toe, maar het is goed genoeg om elkaar te kunnen begrijpen. Tien jaar geleden kwam Nilufa’s leven stil te liggen. Terwijl de ventilator in het kleine kamertje waarin ze zit zoemt op de achtergrond, blikt ze terug op die zwarte dag.
“Ik voelde een enorme klap op mijn rug en een scherpe pijn door mijn hele lijf”
Ze weet het nog goed: het was vroeg en samen met haar collega’s stond ze voor het gebouw waar ze werkte als kledingnaaister voor merken als Benetton, Zara en Mango. Zij en haar collega’s hadden hun leidinggevenden al een keer eerder gewezen op de scheuren in de muren van het gebouw en ze wilden die ochtend niet naar binnen gaan. Andere bedrijven in datzelfde gebouw waren op dat moment zelfs al gesloten. Toch bleef de productiemanager van de fabriek volhouden dat er niets aan de hand was. Nilufa: “Hij verplichtte ons naar binnen te gaan, anders zou hij ons ontslaan.” Met een steen in haar maag stapte Nilufa die ochtend toch het gebouw binnen en ging aan het werk.
Dodelijkste ramp ooit
Slechts vijftig minuten lang werkte Nilufa toen het plots pikdonker werd in de fabriek. Ze voelde het hele gebouw trillen en zag geen hand voor ogen. Wat bleek: de elektriciteit was uitgevallen en het hele complex stond te schudden op zijn grondvesten. Ze slikt wanneer ze eraan terugdenkt: “Ik zat op de grond en kon geen kant op. Overal hoorde ik mensen om hulp roepen. Toen voelde ik een enorme klap op mijn rug en een scherpe pijn door mijn hele lijf. Er was een grote pilaar op mijn rug beland.”
De hele fabriek stortte in en Nilufa werd bedolven onder de brokstukken van het gebouw en de machines. Ze schreeuwde om hulp, maar na een paar pogingen lukte dat niet meer. Door de pijn en stress raakte ze buiten bewustzijn. Nilufa: “Twee dagen lang lag ik bewusteloos onder het puin.”
De instorting van de fabriek waarin Nilufa aan het werk was ging de boeken in als de dodelijkste ramp in een textielfabriek ooit. Helaas zijn dit soort rampen geen uitzondering in Bangladesh. Het land is de op een na grootste exporteur van kleding naar veelal westerse landen en de fabrieken hebben vaak een slechte brand- en bouwveiligheid. Ook verdienen de meeste werknemers een laag loon en de afhankelijkheid van grote internationale kledingmerken is groot. Tot op de dag van vandaag is er niemand berecht voor de Rana Plaza-ramp, en veel slachtoffers wachten nog steeds op compensatie.
Foto: Abir Abdullah via ANP
Bloed spugen
Toen Nilufa uiteindelijk bijkwam, prikte het felle licht van het ziekenhuis in haar ogen. Ze moest hoesten en spuugde bloed uit. Nilufa was uitgedroogd en haar wervelkolom was beschadigd. “De artsen zeiden tegen me dat ze me wel konden helpen, maar dan moest ik betalen en dat geld had ik niet. Toen ben ik weer naar huis gestuurd.”
Met een lepel gaf Nilufa’s familie haar een mengsel van water, zout en suiker. Dat hield haar in leven. Na enkele dagen kreeg ze bericht van de regering dat zij de medische kosten zou vergoeden en dus kon Nilufa weer worden opgenomen in het ziekenhuis. Daar kreeg ze pijnstillers en werd ze negen dagen behandeld. Het was niet voldoende om helemaal te herstellen, maar meer vergoeding vanuit de regering kreeg ze niet.
Verrot fruit
Tijdens ons gesprek staat Nilufa af en toe op en loopt een beetje rond, ze kan niet te lang in dezelfde houding zitten want dan voelt ze te veel pijn. Een van haar benen is versleten, haar onderrug is blijvend beschadigd en af en toe raakt ze haar geheugen kwijt. Behalve voor de paar dagen dat ze in het ziekenhuis heeft gelegen, heeft ze geen compensatie ontvangen voor de schade die ze heeft opgelopen. Via een vakbond heeft ze een tijdje revalidatie-therapie kunnen krijgen, maar ook dat is wegens financiële redenen gestopt.
“Ik en de andere slachtoffers zijn net verrot fruit", vertelt Nilufa. “Voor de maatschappij, onze familie, voor ons land en de wereld. Iedereen is ons vergeten. En ik ben niet alleen, er zijn duizenden zoals ik.” Vanwege haar medische conditie kan ze niet meer terugkeren naar een baan in de kledingindustrie en ze komt moeilijk aan geld. Ze kan een beetje leunen op haar familie, maar ze voelt zich door de regering en haar oude werkgever aan haar lot overgelaten. Haar grootste wens is dat ze ooit vaste medische hulp krijgt en wat compensatiegeld. Daarmee wil ze graag een klein winkeltje beginnen, zodat ze weer wat regie over haar leven krijgt.
10 jaar later: is het veilig?
In het afgelopen decennium zijn meerdere pogingen gedaan om de veiligheid in de textielindustrie in Bangladesh te verbeteren. Zo werd in 2013 door verschillende kledingmerken het Bangladesh-akkoord getekend, dat later werd opgevolgd door het International Accord. Deze akkoorden moeten zorgen voor structurele verandering in de veiligheid van textielfabrieken. En hoewel er grote vooruitgangen geboekt zijn – er zijn in 1600 fabrieken veiligheidscontroles uitgevoerd en veel problemen opgelost – blijven nog steeds zo’n 1400 fabrieken niet beschermd onder dit akkoord. Veel werknemers werken nog steeds in onveilige omstandigheden, maken extreem lange dagen of krijgen soms hun loon niet betaald.
“Ik heb een contract van acht uur per dag, maar meestal werk ik 12, 14, of 18 uur”
Een van die werknemers is Suma Akter (27). Ze is moeder van een dochtertje en werkt sinds 2018 in een kledingfabriek in Dhaka. Als kwaliteitsmedewerker staat ze vaak uren aan lange tafels om te controleren of de kleding die gemaakt is goed in elkaar zit. “Ik heb een contract van acht uur per dag, maar meestal werk ik 12, 14, of 18 uur. Ik mag niet naar huis voordat het af is.” Toen Suma begon met werken wist ze niet goed wat haar rechten waren, soms werd ze niet op tijd betaald en ze kreeg geen medische hulp wanneer dat nodig was.
Een veilige werkplek
“Heel eerlijk, het is zeer zeldzaam om echt een veilige werkplek te vinden. Volgens de fabriekseigenaren is er geen reden tot zorg, maar de veiligheid wordt niet goed gehandhaafd”, geeft Suma aan. Het valt haar ook op dat er vooral reparaties plaatsvinden op het moment dat er bezoek komt uit het buitenland of een inspecteur langskomt. Suma: “Ik weet dat de brandblusser in het gebouw het op dit moment niet doet en als ik er iets over zeg dan is de kans groot dat ze er niets aan doen. Ik ben niet bang op mijn werk, maar ik ben wel altijd op mijn hoede.”
Twee jaar geleden kwam Suma in aanraking met een vakbond die opkomt voor de rechten van textielarbeiders. Sindsdien weet ze wat haar rechten zijn en durft ze openlijk te praten. Als voorzitter bij de vakbond komt ze op voor haar collega’s die geen zwangerschapsverlof krijgen en ze laat van zich horen wanneer ze niet op tijd worden uitbetaald. Omdat vakbonden vaak niet erkend worden in Bangladesh, riskeert ze daarbij bedreigingen van de fabriekseigenaren. “Als je te mondig wordt, dan loop je kans op ontslag.”
Foto: Sanne Peters
Op de herdenking in Amsterdam is de regen losgebarsten. Tientallen mensen blijven in de natte kou staan om te luisteren naar de verhalen van de overlevenden van de Rana Plaza-ramp. De verhalen van de kledingarbeiders galmen over het grote plein, waar we zijn omringd door winkels gevuld met kledingmerken die ooit ook in Rana Plaza gemaakt werden. Het is een indrukwekkend maar ironisch geheel.
Twee jongens in blauwe jassen en Primarktasjes in hun handen lopen langs. Een medewerker van de Schone Kleren Campagne geeft ze een flyer en de jongens blijven staan. Ik denk terug aan wat Nilufa en Suma mij vertelden: “Wees kritisch. Deel de verhalen die je hoort en stel vragen. Heeft iemand wel genoeg loon ontvangen? Zijn deze kledingstukken in veilige fabrieken gemaakt? De fabriekseigenaren en merken gaan het niet veranderen, maar als koper heb je echt meer macht dan je denkt.”
Dank aan Saptarshi Chowdhury Barua en Sumana Barua. Zij zorgden voor de vertalingen van de gesprekken.
Auteur: Sanne Peters