Sebastiaan (32) werd geraakt door de bliksem en heeft nog dagelijks last van de gevolgen: 'Ik ben niet meer dezelfde persoon'
- Artikel
- 18 jul 2024
- 8 minuten leestijd
Bovenop de toren van een Duits kasteel wordt Sebastiaan geraakt door de bliksem. Het heeft een grote invloed op zijn leven gehad, maar vaak stuit hij op onbegrip. "De docent dacht dat ik een kater had."
Foto header: Sebastiaan op de plek waar hij werd geraakt. Foto door Sebastiaans vader.
De kans dat je door de bliksem wordt getroffen, direct of indirect, is heel klein. In Nederland gebeurt het een handjevol mensen per jaar. Het merendeel daarvan overleeft zo’n inslag, maar de lichamelijke en psychische gevolgen kunnen enorm groot zijn. Soms zijn die gevolgen duidelijk zichtbaar, zoals brandwonden of een Lichtenbergpatroon op de huid. Maar er zijn ook gevolgen – zoals een overgevoeligheid voor prikkels of paniekaanvallen – die minder makkelijk gezien worden. Overlevenden van een blikseminslag voelen zich daarom niet altijd serieus genomen door artsen en door hun omgeving. Dat geldt ook voor Sebastiaan*. We spraken met hem over het bijzondere ongeluk en de lange nasleep.
Hoe verliep de dag van het ongeluk?
“In de zomer van 2017 maakte ik met een studievriendin een roadtrip door Duitsland, Luxemburg en België. Op de tweede dag bezochten we kastelen. Toen we naar kasteel Nürburg gingen, spetterde het een beetje.
We gingen het terrein op en kochten een kaartje. Even later begon het hard te regenen. De toren was als enige deel van de ruïne overdekt, en dus gingen we daar schuilen. We bekeken de toren en klommen naar boven, tot we bij het dak aankwamen. Daar hadden we een mooi uitzicht."
Kasteel Nürburg. Foto door Sebastiaan.
"In de verte begon het te bliksemen en het kwam snel dichterbij. M'n studievriendin opperde om naar beneden te gaan en ging alvast. Ik bleef nog heel even staan, want nu ik er toch stond wilde ik snel een fotootje maken.
Toen was er een harde knal met een felle lichtflits en werd alles zwart. Van het een op het andere moment had ik overal pijn, alsof m’n hoofd in tweeën lag. Ik had het onwijs heet en zag en hoorde niks meer."
Mijn studievriendin zei: 'Je bloedt uit je gezicht'
"Ik liep de trap af en dook in elkaar. Langzaam kwamen m’n zicht en gehoor weer terug, al had ik wel een piep in m’n oren. Ik had letterlijk overal pijn. Ik probeerde me te concentreren om te voelen of ik grote verwondingen had, maar het leek mee te vallen. Tot m’n studievriendin zei: 'Je bloedt uit je gezicht.' Toen brak bij mij de paniek uit. Ik dacht: straks heb ik ook een inwendige bloeding. Ik wilde niet laten zien dat ik in paniek was, omdat zij dan ook in paniek zou raken. Ik werd steeds beroerder door de misselijkheid en duizeligheid. We besloten om naar het ziekenhuis in Maastricht te rijden.
Ik belde ondertussen mijn zus, en zij stelde mijn vader op de hoogte. Hij informeerde het ziekenhuis alvast dat we onderweg waren, want daar maken ze zoiets ook niet elke dag mee. Ik kon meteen naar de spoedeisende hulp. Ik had veel hoofdpijn en moest paracetamol slikken. Uit het bloedonderzoek bleek dat ik geen spierschade had door de elektrische schok. En ook op de hartvideo was niks te zien. Alleen m’n oog was niet goed. Alles was wazig. Er zat een bloedblaar op de binnen- en buitenkant van m’n oog en er kwam bloed uit. Bij de oogkliniek stonden drie dokters me op te wachten. Ze vonden het vet. Leuk voor ze, maar ik voelde me niet top. Gelukkig had ik geen blijvende schade aan m’n oog en mocht ik naar huis.”
Hoe was de periode na het ongeluk?
“Mensen vonden het een gaaf verhaal en vertelden het aan iedereen. Ik kreeg steeds te horen: ‘Jij bent toch diegene die door de bliksem is geraakt?’ Daar had ik helemaal geen zin in, want ik hou er niet van om in het middelpunt van de belangstelling te staan.
Ik kon niks erna. Ik voelde me zo lamlendig, alsof ik de hele tijd out ging en moest overgeven. Drie maanden na het ongeluk zijn er neurologische testen bij me gedaan. Daar is toen niks gevonden. Ik had een keer zo’n slechte dag, dat ik dacht: er is echt iets mis. Ik ging naar de spoedeisende hulp, maar daar werd me verteld: ‘Het zit tussen je oren. Ga maar weg.’ Dat vond ik moeilijk, omdat ik wel degelijk fysieke klachten had.
De eerste jaren voelde ik me 24/7 gewoon crap. Als je dan alleen maar hoort van dokters: ‘Ik zie niets dat mis is’, dan denk je: en nu? Daarom ging ik op zoek naar voorbeelden. Uiteindelijk kwam ik terecht bij een facebookgroep met mensen die hetzelfde hebben meegemaakt. Het is een fijne plek waar je vragen kan stellen. Al kunnen ze je niet helpen, ze snappen waar je mee zit. Iedereen worstelt ermee dat ze niet geholpen kunnen worden."
Bij de oogkliniek stonden drie dokters me op te wachten. Ze vonden het vet
"Ik werd wanhopig. Ik dacht: gaat het ooit nog weg? Bij sommigen duurt het een paar maanden, bij anderen decennia. Ik ben nog vrij nuchter, maar ik zie in die groep dat mensen op zoek gaan naar alternatieve middelen, zoals drugs of mineralen. Anderen klampen zich vast aan een geloof.
Op drukke plekken, zoals in cafés, de trein of de bus, werd het nog veel erger. Ik wilde per se m’n master volgen – om op de universiteit te komen moest m’n moeder me de eerste maanden brengen. Het was pittig. Ik had last van de drukte en lag vaak voor pampus op m’n bureau. Een keer liet de docent me expres schrikken, omdat hij dacht dat ik een kater had. Uiteindelijk had ik niet de energie om m’n masterscriptie af te maken.
Op een gegeven moment trok ik het niet meer. Daarom ging ik naar de psycholoog en psychiater. Ze dachten eerst aan een sociale angststoornis, omdat ik moeite had met sociale dingen. Daarna aan PTSS. De psycholoog hielp me in kaart brengen waar ik moeite mee had, en vervolgens bouwde ik alles stapsgewijs weer op."
Hoe gaat het nu?
"Pas sinds een jaar gaat het stukken beter. Ik probeer meer dingen uit, ook al is het pittig en vergt het energie. Nu heb ik dat nare gevoel nog in vlagen, in een druk café bijvoorbeeld. Dan word ik afwezig en stil omdat ik kotsmisselijk ben. Ik ga daarom niet meer uit en sla ik etentjes, concerten en verjaardagen meestal over.
Je merkt het vaak niet aan me dat ik nog klachten heb, maar goede vrienden houden er wel rekening mee. Ik vertel het anderen niet uit mezelf, want ik hou er niet van om zielig gevonden te worden. Je wil ook niet dat mensen zich aanpassen aan jou."
M’n vrienden zeiden: “Je bent een saaie lul geworden”
"Vroeger was ik af en toe een drukke jongen. Ik ben niet meer dezelfde persoon als voor het ongeluk. Je moet het vooral zelf accepteren dat je niet meer alles kan doen wat je deed. M’n vrienden zeiden: “Je bent een saaie lul geworden” en “Je gaat nooit mee uit.” Dat is confronterend.
Ik weet dat de paniek weer terug kan komen, zoals toen ik jankend in de bios zat na een explosie in een James Bond-film. Maar je moet je niet laten tegenhouden. Als het gaat onweren slaat bij mij nog de paniek toe en zit ik vast in m’n hoofd. Het brengt me terug naar die dag. Als een soort kapotte LP spelen die gebeurtenissen zich weer opnieuw af in mijn gedachten. Ik weet niet hoelang die paniek nog zal blijven.
Ik ben nog twee keer teruggegaan naar het kasteel. Ik voel me er verbonden mee, omdat het is gelinkt aan een impactvolle gebeurtenis in mijn leven. Ik wil ook graag weten wat er precies gebeurd is. Ik denk dat ik indirect ben geraakt, via de bliksemgeleider op het dak, want anders had ik spierschade gehad. Een schokgolf zou het ook geweest kunnen zijn. Het is soms nog steeds pittig om terug te denken aan de pijn van toen.
Zo nu en dan kijk ik nog in die facebookgroep. Zelf heb ik niet echt hulp meer nodig, maar ik hoop anderen te kunnen steunen. Ik beschouw het als een warme groep. Ik stuur mensen dan: 'Het komt wel goed.'"
Wat zou je anderen willen meegeven?
"Ik zou willen dat medici een beetje welwillend en meedenkend reageren als er mensen bij hen komen met klachten waar nog weinig onderzoek naar gedaan is. Stuur patiënten niet weg met: ‘Het zit in je hoofd’. Ook al doen ze maar alsof ze je helpen, dat zou al veel schelen."
*Achternaam bekend bij de redactie