Maak kennis met de 27-jarige die laat zien dat de zorg niet suf is
- Interview
- 01 aug 2018
- 7 minuten leestijd
Tommie hoorde om de haverklap: de zorg, dat is toch billenwassen en magnetronmaaltijden opwarmen? Op z'n blog en in zijn boek (bijna af!) laat hij zien waarom dat volslagen onzin is.
Tommie Niessen (27) heeft een arm zonder en een arm met tatoeages. “Een uil uit Nepal – ik houd van uilen – en dit symbooltje betekent een in het Hindi. Hier zit een smiley, die hebben mijn vrienden ook. Als je ‘m aanraakt voel je mijn hartslag, en als je ‘m zo bekijkt is het een knipoog naar het leven. En dit is een papieren bootje, in de inkt zit de as van mijn overleden opa. Hij vouwde altijd van die bootjes voor me. En dit, ja, dat is water.”
Tommie werkt in de zorg als verpleegkundige in de wijk. Hij parkeert zijn auto bij de mensen in de straat, en helpt ze thuis. Meestal kijken de mensen een tijdje de kat uit de boom, als Tommie bij ze op bezoek is. “Ik ben ook even wennen, denk ik. Je ziet ze denken: ‘Hm, dat is geen zuster. Zijn haar is opgeschoren en hij zit onder de tattoo’s. Is hij wel Nederlands?’ Maar als ik ze een volgende keer zie, vragen ze altijd naar die tatoeages.” Het is steeds weer diezelfde vraag (“wat heb je op je arm?”) maar bij Tommie is-ie welkom: zo praat je even niet over katheters, medicijnen, diepvries-stamppot en andere ellende. “Ik kan ik wel over het weer beginnen, maar daar heb ik geen zin in. Dan blijf ik ‘die verpleegkundige’ in plaats van Tommie."
De mooiste praatjes die Tommie maakt met de mensen voor wie hij zorgt, schrijft hij op en plaatst hij op zijn blog. (Of hij maakt een filmpje.) De eerste verkering van een vrouw van 83, oogdruppels, steunkousen, en het verdriet van een eenzame, oude man die vindt dat hij niet had mogen huilen. Geen witte jassen en medische handelingen, maar de zorg zoals-ie is. Zijn stukjes werden al snel ontdekt door vakgenoten, die en masse dezelfde reactie achterlieten: “Wat is dit herkenbaar.” Inmiddels heeft Tommie in de Zorg meer dan 40 duizend volgers op Facebook.
Mensen die de zorg niet van binnenuit kennen, snappen er vaak weinig van, legt Tommie uit. “Laatst nog, toen zei mijn oom dat hij het zo goed vond, wat ik allemaal deed. ‘Wat doe ik dan?’, vroeg ik. Toen begon hij een beetje te stamelen: ‘Ja, eh, mensen verzorgen en zo.’ Kijk, hij heeft niet geheel ongelijk, maar het is wel een raar beeld. ‘Mensen verzorgen en zo.’” Als we aan de zorg denken, denken we aan mensen in witte pakken. Zonde, vindt Tommie. “Dat is zo jammer: zorgen voor een ander is menselijker dan wat dan ook. Ja, we verrichten medische handelingen; dat is de reden dat ik in de wijk bij mensen langs kom. Je helpt met steunkousen, wast iemand, of je kleedt iemand aan. Die zorg is niet alleen heel intiem: je bent bij handelingen die mensen liever alleen zouden uitvoeren, je bent erbij als mensen sterven of gaan sterven. Het is contact van mens tot mens.”
“Af en toe hoor ik een collega zeggen: ‘Hoeveel moet jij er nog doen?’ Doen? Je gaat naar een mens toe, het is de afwas niet. Of ‘Zo, ik kom even dit en dit bij u doen, mevrouw.’ Nee, je komt niks doen. Je komt helpen, als mensen dat willen. Er zit een laagje stof op de zorg, dat moet er af.”
Het kostte Tommie zelf ook even om door het stof heen te leren kijken. “Het leek me niks, de zorg. Ik had precies hetzelfde vooroordeel: dan moest ik zeker billen wassen en magnetronmaaltijden opwarmen.” Maar zijn moeder, die zelf in de zorg werkt, raadde hem met enige force aan het toch te proberen. En als je moeder het zegt… “Precies. Ik gaf het een kans.”
Mother knows best: Tommie is op z’n helemaal op z’n plek als verpleegkundige in de wijk, in Helmond. Al vallen de vele regeltjes hem wat tegen. Hij doet het op zijn manier: “Ik was eerst altijd gehaast, maar dat werkte niet. Stel, ik kwam bij een oude vrouw thuis om haar in tien minuten te helpen bij het aantrekken van haar steunkousen, maar ze wilde heel graag iets vertellen over haar overleden man. Dan luisterde ik even, en zei ik niet: ‘Nee, mevrouw, de tijd is om’. Dan werd ik gebeld: ‘Ben je nu nog steeds daar?’ Ik blijf heus wel een beetje binnen de lijntjes, maar ik vind het geen foutje als ik iets langer blijf dan volgens de regels mag. Toch?” Want dat extra praatje van vijf minuten is het meer dan waard. “Zeker oudere mensen zijn vaak eenzaam. Soms zijn wij het enige bezoek dat ze krijgen.” Zoals Tommie een van zijn stukjes afsluit: “Ik loop flink achter met mijn werk. Maar ja, dat doet er niet toe. Meneer voelt zich net iets beter dan in het begin, dat is het belangrijkste. Ik kan nu gaan met een goed gevoel.”
In de wijk woont een meneer die nog voor dat ik binnen ben roept: ‘VOETEN VEGEN!’ Soms, als ik een wat korter lontje heb, kan ik daar niet goed tegen. Hij blijft onaardig, en het duurt wel een half uur voor hij een beetje is afgekoeld. Dan praten we eventjes, al kan ik de volgende dag weer opnieuw beginnen. Laatst had hij een zakje pinda’s voor me gehaald, omdat ik hem ooit had verteld dat ik daar van houd. Dat vond ik zo mooi: niet die pinda’s, hoor, maar dat hij heeft onthouden dat ik zoiets gezegd heb. Dan weet je weer dat eerste indrukken lang niet zoveel zeggen.”
Hij valt even stil, blik op oneindig, en lacht voorzichtig. “Gisteren mopperde er nog iemand: ‘Tommie, jij bent een eigenwijze jongen.’ Toen zei ik maar gewoon: ‘U toch ook?’”
Op 11 september, net voor Prinsjesdag, verschijnt Tommies eerste boek bij Ambo Anthos. Een verzameling stukjes, nieuwe en oude, met daarbij een brief aan de Tweede Kamer waarin hij zijn liefde voor zijn werk en het belang van tijd en ruimte in de zorg nog eens benadrukt. En dat is hard nodig, vindt Tommie: “Mensen die in de zorg werken kunnen niet geven wat ze willen, en dat is super frustrerend. Voor ons, maar ook voor mensen die zorg nodig hebben. Dat hoor ik van vakgenoten: ze hebben gewoon geen tijd voor dat contact, en steeds minder plezier in hun werk.”
Zonde. Wie Tommies stukjes leest, weet dat juist dat plezier de zorg de zorg maakt. Dat vraagt om meer dan een zakje pinda’s.