De drie verlichtende volgtips van Thalia Verkade
- Artikel
- 18 jun 2020
- 7 minuten leestijd
We hebben het vaak over fake news en onbetrouwbare bronnen, maar wat lezen en volgen de denkers van deze tijd om aan hun meeste waardevolle informatie te komen? Vandaag: mobiliteits-journalist Thalia Verkade over haar lichtpuntjes in het duisternis.
Waarom krijgt de auto bijna automatisch voorrang – zowel op straat als in beleid, maar ook in ons denken? Daarover schreven Thalia Verkade en Marco te Brömmelstroet het boek Het recht van de snelste: hoe ons verkeer steeds asocialer werd, dat vorige week werd gepubliceerd door De Correspondent.
Het boek staat vol persoonlijke verhalen van de schrijvers over fietsen, verkeer op straat, ervaring met ongelukken en geschiedenisverhalen over mobiliteit en beleid. De verhalen laten zien dat we het op straat ook anders kunnen doen: niet alles hoeft om efficiëntie te draaien en we hoeven niet onze gezondheid en veiligheid op te offeren om ergens vijf minuten sneller met de auto te kunnen komen. Een van de leukste dingen aan het boek is dat je gegarandeerd anders gaat kijken naar de straten waar je dagelijks op loopt of rijdt.
Speciaal voor ons ging Thalia na welke boeken van bijzonder belang waren bij het denken voor en schrijven van haar boek.
“Marco te Brömmelstroet is een sociaal wetenschapper die zich met fietsen en mobiliteit bezighoudt; hij noemt zich een ‘fietsprofessor’ (volg hem op Twitter!). Toen ik hem een keer sprak voor een artikel op De Correspondent was dat een levensveranderende ervaring. Ik ging bij hem langs om een quote te halen voor een artikel waarin ik het fileprobleem wilde oplossen, maar in plaats van een hapklaar antwoord te geven, stelde hij mij vooral vragen. Dat gesprek zorgde voor een enorme omslag in mijn denken. Ken je dat verhaal van een vis die geen idee heeft dat water bestaat? Ik had het gevoel dat ik ineens het water zag.”
“Ineens ging ik me afvragen waarom we onze straten zo hebben ingericht. Er zijn zebrapaden, witte stroken, freeslijnen met detectielussen eronder, maar waarom zijn die zo vormgegeven als ze zijn? We zeggen dat we een autoweg oversteken, maar waarom zeggen we niet dat een auto het voetpad oversteekt? Wie maken die keuzes, en hoe politiek zijn die keuzes eigenlijk? Waarom zijn er bijna nooit douches op werk voor mensen die met de fiets komen? En waarom krijgt de auto zo vaak voorrang, zowel in de politiek als in ons eigen denken? Daar heb ik dankzij Marco over leren nadenken. Sindsdien zijn we meer en meer gaan samenwerken, wat uiteindelijk tot dit boek leidde. We sturen elkaar via Twitter dagelijks boeken, papers en andere bronnen die voor ons onderzoek relevant zijn. Ik heb een kleine selectie gemaakt voor jullie, die ik graag aanraad aan je lezers, en waar ik ook graag over praat.”
1. Fighting Traffic door Peter Norton
“Veel van de keuzes die ons straatbeeld hebben bepaald komen vreemd genoeg uit Amerika. In de jaren twintig van de twintigste eeuw kwam daar de auto ineens in steden te rijden, en er moest een oplossing worden verzonnen om het veiliger te maken. Daar was in Amerika een enorme strijd over: binnen tien jaar tijd moesten mensen van de weg af om plaats te maken voor auto’s.”
“Fighting Traffic van Peter Norton gaat over die geschiedenis. Die is bijzonder relevant voor ons, omdat veel van die beslissingen uiteindelijk ook Nederlands beleid zijn geworden door het Marshallplan in de jaren vijftig.”
“Hij laat zien hoe denken over verkeer ook is vastgelegd in onze taal erover. In het Engels heb je een begrip als ‘jaywalker’, iemand die ‘illegaal oversteekt’. Het werd voor voetgangers in de jaren dertig strafbaar om zomaar de straat over te steken. Met zo’n begrip zie je ook hoe de schuld voor verkeersongelukken op die manier bij voetgangers komt te liggen.”
“Het Nederlandse begrip voetganger is trouwens ook interessant, juist omdat het een aparte verkeerscategorie is geworden, net als fietser en automobilist. Dat was nieuw, en kwam pas op met de introductie van de auto. Daarvóór was je geen ‘voetganger’, je was gewoon iemand op straat.”
“Het boek van Norton laat goed zien hoe taal doorwerkt in beleid en onze eigen blik op het verkeer. Een ander Nederlands voorbeeld daarvan is de ‘treinfietser’. Jaar na jaar lieten NS en ProRail zich verrassen door het enorme succes van de OV-fiets. Want niemand telde de 'treinfietsers' – mensen die met de fiets naar het station komen of ervan vandaan gaan. Dat blijkt een enorm grote groep reizigers te zijn. Pas als je die categorie begint te onderscheiden als aparte groep kun je er beleid op gaan maken.”
2. Images of Organisations door Gareth Morgan, Metaphors We Live By door George Lakoff en Mark Johnson en Donut Economie door Kate Raworth
“Als het over het verkeer gaat, dan hebben we het graag over zaken als ‘verkeersinfarct’, we noemen wegen ‘aderen’, zeggen dat verkeer moet blijven ‘stromen’, hebben het over ‘knelpunten’ als we een samenkomst van verkeer een probleem vinden en we hebben het over ‘tijdswinst’. Dit zijn beelden, metaforen, en om dat te onderkennen in je taal zijn de boeken van Images of Organizations en Metaphors We Live By erg goed, omdat ze je zo bewust maken van hoe beeldspraak en metaforen in ons taalgebruik het denken sturen.”
“Neem het begrip ‘tijdwinst’. Als mensen in de flow zijn en lekker fietsen, verliezen ze juist hun tijdsbesef. Het idee van reistijdwinst is gebaseerd op rationele kloktijd. Maar het is niet iets wat mensen kunnen voelen. Fietsers nemen vaak niet de kortste route, maar de leukste route. En toch wordt beleid gemaakt op het idee dat mensen in de kortst mogelijke tijd van a naar b zullen gaan. Ik heb zelf lange tijd gedacht dat een ‘fietssnelweg’ onze ‘fileproblemen’ zou kunnen oplossen, maar ik besef nu dat iets een fietssnelweg noemen het probleem framet in termen van autoverkeer. Misschien hoeft dat juist niet.”
“En door het boek Donut Economie van Kate Raworth heb ik ook geleerd mijn vraagtekens te zetten bij het idee van de mens als puur rationeel, economisch handelend wezen. We willen niet alleen zo snel mogelijk zijn, we willen ook mooie dingen zien onderweg. Misschien is een fietssnelweg juist niet de oplossing. Misschien is het begrip ‘oplossing’ zelf doordrenkt van een ongezond economisch rationalisme.”
3. Thinking in Systems door Donella Meadows
“Thinking in Systems was een eye-opener voor mij. Als je dit boek hebt gelezen, lees je de krant nooit meer hetzelfde. In deze tekst laat ze namelijk zien hoe we geneigd zijn in ons denken problemen te isoleren voordat we ze proberen op te lossen. Maar elke oplossing leidt tot nieuwe problemen, en daarom is juist een systeembenadering belangrijk. We weten niet hoe alles op elkaar inwerkt, je moet je ervan bewust zijn dat je op een klein vlak bezig bent. De metafoor die zij gebruikt is een badkuip. Normaal gezien stroomt die vol met water, en als je alleen dat aspect van een badkuip beschouwt, mis je totaal het moment dat die begint te overstromen. Veel dingen hebben pas veel later effect.”
“Het boek dwingt je tot meer bescheidenheid, zeker als journalist. In de journalistiek worden dingen vaak platgeslagen, veel te simpel gebracht. Meadows laat aan de hand van krantenberichten zien hoe je kwesties kunt aanspreken en veranderen, zonder ze te zeer te versimpelen.”
“Uiteindelijk hebben Marco en ik dat ook met ons boek geprobeerd te doen met mobiliteit. De fundamentele discussie gaat wat ons betreft over de vraag waarom alles juist is ingericht op snelheid en mobiliteit. We zijn zelf afhankelijk van de auto, rijden er vaak in. En toch denken we dat er veel te winnen is als je niet automatisch ‘de auto’ en ‘sneller ergens’ zijn als uitgangspunt neemt.”
Thinking in Systems lees je hier: https://wtf.tw/ref/meadows.pdf