Waarom jij (en je baas al helemaal) niet van je mag verwachten dat je thuis doorwerkt
- Tipje
- 27 aug 2018
- 5 minuten leestijd
Je mag kiezen: óf je sluit je af voor de mensen om je heen en werkt je het schompes, óf je probeert te relaxen met een gigantisch schuldgevoel.
Ik vond het jarenlang doodgewoon om ‘s avonds nog even door te werken. Een routinetje: je komt thuis, je hangt je jas op, trekt je schoenen uit, pakt wat te drinken, en opent je laptop. Dan blijken er wat dingetjes nog niet afgerond en zit er een tikfout in een stuk of een spatie te veel in een Facebook-post. Dat fiks je dan. Om half negen zit je aan de pasta, die vlug afkoelt omdat je probeert te multitasken. Om negen uur zie je in de redactie-app dat er een alinea gecorrigeerd moet worden. En dat een ander een fout heeft gemaakt. Die fiks je dan.
Mijn vriend zet om zes uur de knop om. De appgroepen gaan op mute en zijn mail ziet-ie niet eens. “Ik ben thuis, niet op mijn werk.” Ik vond het belachelijk. Al helemaal toen hij mij aansprak op mijn gedrag. “Je bent ‘s avonds vrij”, zei hij. “Wat is dat voor flutmentaliteit”, zei ik. Hij zette een koptelefoon op. “Roos, je bent gek.”
Het werk was niet vervelend, of zo; ik vond het leuk. Maar door er maar niet mee te stoppen, bepaalde ik niet alleen de invulling van mijn eigen avond, maar ook die van de mensen om me heen. Mijn vriend zat alleen op de bank, of aan tafel, ging alleen naar de klimhal en speelde spelletjes tegen een kartonnen doos. Deed ik een avond niks nuttigs, dan voelde ik me schuldig.
Wat keer op keer de doorslag gaf, was het idee dat ik goed bezig was. Door eindeloos door te werken, schiep ik mijn eigen norm. Niet ik, maar de de ander was gek: ontspan jij ‘s avonds? Echt? Loser.
Het is een duivels dilemma, zegt hoogleraar sociologie (specialisatie: management) William Becker. De druk die (bewust of onbewust) vanuit je werk op je wordt uitgeoefend, maakt dat er geen enkele optie overblijft waarbij je je op je gemak voelt. Als je niks doet, heb je het idee dat je niet hard genoeg werkt. Als je werkt, rust je niet uit en sluit je jezelf af voor de mensen om je heen. Volgens Becker zadelt dit dilemma ons op met angsten en brengt het ons leven (op werk en thuis) serieus in gevaar. Het onderzoek naar deze druk, waar Becker aan Virginia Tech aan meewerkte, heet dan ook Killing me softly.
Alleen al het gevoel dat er van je verwacht wordt dat je paraat staat – dat je misschien nog wat werk moet doen – richt schade aan. De constante alertheid is een vruchtbare bodem voor mentale gezondheidsproblemen, en een overdaad aan stress is nergens goed voor. Ook partners en familieleden van mensen die ‘altijd aan’ staan, hebben er last van. Thuis wordt een werkomgeving, en dat voelen ze. Bovendien is de harde werker thuis niet langer gewoon vader, moeder, broer, zus, of geliefde. We missen diegene in zijn of haar ‘huisrol’, en voelen ons naast een laptop op de bank alleen of afgewezen.
We zouden werkgevers kunnen confronteren met de kosten van overwerkt en/of gespannen personeel, stelt Becker voor. (Want wat motiveert meer dan geheld!?) Ze kunnen vandaag nog ingrijpen, zeggen de sociologen, door hun werknemers vertellen dat er niet van ze verwacht wordt dat ze buiten werktijden bereikbaar zijn. Dat betekent dat ook al die eindeloos actieve groeps-apps (wie heeft er niet honderd van die dingen) gewoon op mute moeten na zessen. Ook zou iedereen een out-of-office kunnen instellen, die niet alleen tijdens vakanties werkt, maar zodra je je laptop dichtklapt. In een schema zouden alle werknemers in kunnen vullen wanneer ze bereikbaar willen zijn; dan weet je dat ook van elkaar. Becker stelt zelfs voor om officieel regels op te stellen: als in je contract staat dat je niet mag werken na zessen, voel je je ‘s avonds op de bank niet schuldig. Bovendien heb je dan munitie om je werkgever aan te spreken, als zij of hij toch van je vraagt je werk mee naar huis te nemen.
Als een werkgever wel wil dat zijn of haar mensen ‘s avonds doorwerken, moet dat duidelijk zijn voordat je als werknemer aan de functie begint, zegt Becker. Zet het dan maar in de vacature-omschrijving: “Graag op elk moment van de dag bereikbaar zijn. Ook nu. En nu. EN NU.”
En nu!
Ik kende ze eigenlijk al wel, die zorgen van Becker, al kwam de druk die ik voelde meer vanuit mezelf dan van de baas. Vorig jaar kreeg ik een burn-out. Van de bedrijfsarts mocht ik een tijd lang niet eens denken aan werk. Dat lukt niet – zeker niet als het je wordt opgedragen – maar omdat mijn collega’s instructies hadden gekregen en me slechts af en toe iets liefs lieten horen, verdwenen die werkgedachten toch naar de achtergrond.
Nu weet ik beter. Ik zet de appgroep na werk op stil, en ben streng voor mezelf: tussen vijf en half zes stop ik, al-tijd. Op mijn vrije dag gebruik ik de laptop van mijn vriend. Soms laat ik me verleiden in de trein nog even snel te checken of er een reactie staat onder een van mijn stukken. Als ik dat thuis probeer, ziet mijn vriend het aan mijn gezicht: de frons die hij vorig jaar niet van mijn gezicht kreeg.
“Wat is dat voor een flutmentaliteit”, zegt hij. “Ik was gek”, zeg ik.