Jonge LHBTI+’ers: ‘In een ideale wereld hoef je niet uit de kast te komen, maar zover zijn we nog niet.’
- Artikel
- 20 jul 2020
- 4 minuten leestijd
Negen op de tien jonge LHBTI+’ers (89 procent) vinden dat het niet nodig zou moeten zijn om uit de kast te komen over je seksuele oriëntatie of genderidentiteit. Volgens hen is het vooral een maatschappelijke verwachting dat je het vertelt als je niet in het hokje cisgender en hetero past.
Dat blijkt uit onderzoek van 3Vraagt in aanloop naar de Pride Week op NPO3 en 3FM.
“Het voelt alsof je het moet meedelen als je afwijkt van de ‘norm’. Laten we gewoon stoppen met de aanname dat iedereen cis hetero is”, stelt een deelnemer voor. Iemand anders schrijft: “In een ideale wereld hoef je niet uit de kast te komen, maar zolang de samenleving heteronormatief is zijn we daar nog niet”.
Nieuwe stap in transitie
Toch willen jonge LHBTI+’ers het belang van een coming out niet zomaar wegwuiven en onderstrepen ze dat het voor iemand veel kan beteken. Door open te zijn over je seksuele oriëntatie of genderidentiteit is er ruimte om erover te praten, het verder te onderzoeken en gelijkgestemden te ontmoeten. Tweederde (67 procent) vindt dat uit de kast komen een belangrijk moment is.
Iemand vertelt: “Op dat moment stapte ik voor mijn gevoel uit een ‘geheim leven’ en accepteerde ik ook voor mezelf dat ik homo was. Daarna kon ik echt gaan zijn wie ik ben.” En een ander: “Voor mij was het heel belangrijk om uit de kast te komen als transgender, omdat het een nieuwe stap was in mijn transitie. Pas vanaf dat moment kon ik mijn nieuwe naam gebruiken.”
Drie op tien niet open
Zeven op de tien (69 procent) jonge LHBTI+’ers in het onderzoek vertellen dat de meeste mensen in hun omgeving over hun seksuele oriëntatie of genderidentiteit weten. Bij drie op de tien (29 procent) weet bijna of helemaal niemand het.
Van de jongeren die het aan anderen hebben verteld, vond de helft (53 procent) het moeilijk om dat te doen. Ze waren zenuwachtig voor de reactie van familie, vrienden of andere mensen. 45 procent vond het makkelijk om voor hun seksuele oriëntatie of genderidentiteit uit te komen. Ze schrijven vooral dat hun omgeving open-minded is of dat het ze niet uitmaakt wat anderen ervan zouden vinden.
Nooit helemaal uit de kast
Veel jonge LHBTI+’ers benadrukken dat uit de kast komen niet iets eenmaligs is. “Overal waar je nieuwe mensen ontmoet komt er een moment dat ze vragen of je een relatie hebt of aan het daten bent. Dan moet ik, vaak geforceerd, vertellen dat ik op vrouwen val omdat mensen ervan uitgaan dat je hetero bent”, schrijft iemand.
Zes op de tien (60 procent) LHB’s in het onderzoek vertellen dat ze liever zeggen dat ze een vriend of vriendin hebben, dan dat ze uitspreken homo, lesbisch of bi te zijn. Ze vinden het overbodig om hun seksuele oriëntatie expliciet te moeten benoemen: “Ik hou niet van labels. Waarom moet je zeggen dat je homo bent? Ik heb een vriend en dat is gewoon normaal.”
Een op de vijf (21 procent) is het daar niet mee eens. “Ik zeg gewoon dat ik lesbisch ben. Ik ben trots op wie ik ben en op wie ik val!”, aldus een deelnemer.
Over dit onderzoek
3Vraagt, onderdeel van het EenVandaag Opiniepanel, stuurt circa eens per maand een vragenlijst aan leden tussen de 16 en 34 jaar. Aan dit onderzoek, gehouden van 6 tot en met 16 juli 2020, deden 745 LHBTI+ jongeren mee. De resultaten zijn na weging representatief voor vijf variabelen, namelijk leeftijd, geslacht, opleiding, stemgedrag en spreiding over het land. De uitslagen worden gepubliceerd door EenVandaag en op jongerenplatforms van NPO3 en andere platforms van de Publieke Omroep.