Mijn geest en ik: wie krast mij in m’n slaap?
- Artikel
- 14 apr 2020
- 11 minuten leestijd
Schrijver Jorit wordt regelmatig ’s ochtends wakker met krassen op zijn rug of hals. En hij snapt er geen reet van. Een zoektocht naar de dader.
Begrijp me niet verkeerd: ik heb er heus wel logisch over nagedacht. Ik weet dat ik vaak met mijn balkondeur op een kiertje slaap. Dat biedt de avontuurlijke kat van de buren de ideale gelegenheid om mij eens even flink toe te takelen.
Maar toch, overtuigd van de rede ben ik niet. Want de kat van de buren zou dan de gave moeten bezitten om balkondeuren te openen: ook wanneer die zijn gesloten, word ik soms bekrast wakker. Dus wat is hier in hemelsnaam nou aan de hand?
Doe ik dit zelf? Of is het iets bovennatuurlijks?
In tegenstelling tot wat jij na het lezen van de titel van dit stuk waarschijnlijk over mij denkt, ben ik helemaal geen zweverig persoon. Opgegroeid in de polder, is de zogenaamde Hollandse nuchterheid me, naast de aardappelen en het verplichte stukje vlees, met de paplepel ingegeven. Dus geesten? Niet al te serieus nemen. Ik noem mijn krassende belager dan ook Frank.
Het was mijn goede vriendin en docent Engels Jasmine (22) die Frank als eerste zag. Sinds ze jong is neemt ze, tegen wil en dank, paranormale activiteit waar. Toen ik haar vertelde over mijn krassen, stelde ze voor om langs te komen.
Jasmine: “De plotselinge ongemakken die ik als kind soms ervoer, kon ik nooit zo goed plaatsen. Maar toen, op mijn zestiende, kreeg ik in de kamer van het kind van de overburen, waar ik toen oppaste, heel duidelijk het beeld binnen van een vrouw, die voor m’n gevoel boven me zat. Ik vertelde het jongetje dat hij moest gaan slapen, maar hij bleef maar over me heen staren. Toen hij vervolgens naar de ruimte boven mijn hoofd begon te wijzen, schoot ik in paniek en belde ik mijn vader. Uit angst om gek over te komen heb ik aanvankelijk niets tegen mijn overburen gezegd. Toen ik een paar weken later weer aan het oppassen was, zag ik echter dat het jongetje een tekening had gemaakt van spookjes, met daardoorheen een rood kruis. Toen heb ik er wel melding van gemaakt. Ik bleef die vrouw zelf namelijk zien, en nu was het ook duidelijk geworden dat het jongetje er last van had.”
Wat bleek? Het oppaskind werd ’s nachts vaak huilend wakker, omdat er een vrouw in zijn kamer zat. Zonder dat Jasmine de vrouw had beschreven, kwam het beeld dat haar overburen van haar schetsten precies overeen met wat zij had gezien. Voor Jasmine een bevestiging: ze was niet gek. Voor mij doet het vooral mijn wereldbeeld wankelen: ik dacht dat dit soort dingen alleen in horrorfilms gebeurden.
“Om eerlijk te zijn: ik heb me altijd al wel een beetje ongemakkelijk gevoeld in jouw huis, en vooral in die [donkere] hoek waar je slaapkamer is. Dus op het moment dat je vertelde over je krassen, was ik niet verbaasd. Toen ik in je kamer ging kijken zag ik een wat oudere lange man, in pak, met slungelige ledematen en een gebogen rug. Waarom hij in jouw kamer zit, waarom hij jou krast, weet ik niet. Maar hij lijkt wel energie aan jou te onttrekken, en ik denk dat je daar vatbaarder voor bent wanneer je slecht in je vel zit.”
Om Frank vriendelijk te verzoeken om op te rotten, voerde Jasmine in mijn kamer een reinigingsritueel uit dat ze van haar therapeut leerde. Dat bestond uit het branden van salie, zoals de oorspronkelijke bewoners van Amerika dat deden tijdens hun zuiveringsceremonies, en een handeling waarbij ze met haar handen de muren afging om negatieve energievelden af te weren, een methode van paranormaal genezen (reiki) die zijn oorsprong vindt in het Japans boeddhisme.
Baten mocht het helaas niet, nieuwe krassen bleven zich aandienen.
Geestelijke strijd
Mijn ouders vonden het maar niks, die salie en dat gezwam met energieën. Best logisch, zou je zeggen, voor twee dorpelingen die me vroeger iedere zondag tweemaal naar de plaatselijke hervormde kerk stuurden. Het branden van salie past niet geheel bij wat de Bijbel ons leert over hoe je dient om te gaan met geesten en demonen, wisten ze. Het fascineerde me. Wat kon het geloof waarmee ik opgroeide mij leren over Frank?
Om dat uit te zoeken, ging ik in gesprek met Gerrit Vreugdenhil (51). Hij is een van de weinige Nederlandse dominees die zich expliciet bezighoudt met ogenschijnlijk paranormale ervaringen als de mijne, en schreef er het boek Geestelijke strijd in de kracht van Jezus over. Zijn interesse ontstond in Chili, waar hij van 1998 tot 2007 zendingspredikant was. Geesten zijn er onderdeel van de gedeelde realiteit, merkte Vreugdenhil op toen hij zijn gemeenteleden hoorde praten over bezeten huizen en geesten die mensen fysiek aanvallen alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Het wekte zijn interesse. Aanleiding tot zijn onderzoek naar een bijbels perspectief op geesten en demonen was het ogenschijnlijk onschuldige dromenvangertje dat zijn dochter van een klasgenootje voor haar verjaardag kreeg, waarna ze steevast elke nacht wakker werd door – ironisch genoeg – nachtmerries. Pas toen hij na gebed besloot het dromenvangertje samen met zijn dochter te verbranden, was het voorbij.
“Als ik jouw verhaal hoor, dan kan het goed dat je krassen veroorzaakt worden door een geest. In mijn boek bespreek ik een aantal concrete manieren waarop we als gelovigen de deur voor het kwade op een kier kunnen zetten. Dat kan heel expliciet zijn, door je bijvoorbeeld bezig te houden met occulte praktijken. Occultisme valt onder de noemer van afgoderij, en staat in principe gelijk aan overspel ten opzichte van God. Ook Jasmines reinigingsritueel valt daar onder, trouwens, omdat zij een beroep heeft gedaan op machten buiten God om het kwade af te weren. Wie zich met hen inlaat, loopt het gevaar erin verstrikt te raken, staat in het boek Deuteronomium. Daar zou ik dus mee uitkijken. Wat ook mogelijk is, is dat de mensen die vóór jou in je huis woonden geesten toestemming hebben verleend om in die ruimte te verkeren, waardoor die krassen een territoriale lading hebben, zo van: opzouten, dit is mijn domein. Dan is het bangmakerij.”
“Het wereldbeeld dat de Bijbel veronderstelt is omvangrijker dan wat wetenschappelijk bezien waar is. Er is, naast de waarneembare realiteit, ook een onzichtbare realiteit, waar enerzijds God en zijn engelen deel van uitmaken, maar anderzijds ook de duivel en zijn demonen. Daar vindt strijd tussen plaats: geestelijke strijd. Het mooie is dat Jezus die strijd aan het kruis heeft overwonnen. In Zijn naam kun je dus een kwade geest wegsturen, Hij heeft het gezag voor dat daarvoor nodig is. Ik geloof niet dat het branden van kruiden [salie] dezelfde werking heeft. Maar dat zeg ik met mijn christelijke bril op.”
Handschoenen
Als hoogopgeleide christen bekijk ik de wereld echter niet alleen door een christelijke bril. Door de ogenschijnlijke tegenstelling tussen religie en wetenschap lijkt het soms alsof ik moet kiezen: óf ik benader de wereld als christen, óf als wetenschapper. In het geval van Frank leek het me verstandig om – in het belang van de volledigheid – beide te doen. Want wanneer je als oh zo rationele westerling een stuk schrijft over de krassen die jou worden aangebracht door een hypothetische geest, kun je niet anders dan regelmatig denken: wat nou als ik er tóch faliekant naast zit?
Als het aan journalist, podcast-maker en onderzoeker van claims van het paranormale Carrie Poppy (36) ligt, dan is daar geen twijfel over mogelijk. Haar voorlopige bevindingen spreken voor zich: alle claims van het paranormale die ze onderzocht – en dat zijn er inmiddels “meer dan honderd” – wist ze met wetenschap te verwerpen. Jaren geleden zat Poppy eens meerdere opeenvolgende nachten alleen te janken op haar bed, overtuigd dat het landhuis waar ze toentertijd verbleef spookte. Ze was angstig, hoorde binnen winden waaien en voelde een druk op haar borst die met de dag pijnlijker werd. Ze brandde salie, gebood de geest – want een geest moest het ondertussen wel zijn – het pand te verlaten, niets hielp. Toen Poppy uit pure wanhoop het internet raadpleegde, stuitte ze op een forum van mensen die er een hobby van hadden gemaakt om bekende claims van het paranormale te verwerpen met logica. Hun repliek op Poppy: heb je wel eens van een koolstofmonoxide-lek gehoord?
De forumgangers redden haar leven: als ze het gasbedrijf een paar dagen later had gebeld, dan was het te laat geweest. Dan was Carrie Poppy niet de grote speler geworden in het debat over het paranormale die ze nu is. Na het voorval met het gaslek begon ze de podcast Oh no, Ross and Carrie!, waarin ze claims over het spirituele, religieuze en het paranormale onderzoekt. Haar TED-talk A scientific approach to the paranormal werd op YouTube ruim een half miljoen keer bekeken.
Toen ik haar mailde, diagnosticeerde ze me meteen: ik zou nachtelijke pruritus (de medische term voor ‘jeuk’) hebben. “Maar dat wist je vast zelf ook al wel.”
Zeker, ja.
“Veel mensen krabben zichzelf in hun slaap, omdat we ook ’s nachts jeuk hebben. Wanneer jij jezelf overdag krabt, signaleert je brein op een gegeven moment dat het genoeg is – de jeuk is over. Naast dat je die feedback ’s nachts niet krijgt, percipieer je pijn ook nauwelijks als je slaapt. Ik kan me dus voorstellen dat jij jezelf in je slaap veel heviger krast dan wanneer je wakker bent – ook als je het zo hard mogelijk doet. Mijn advies is: koop handschoenen en ga daar eens drie maanden mee slapen. Als je in die periode nog steeds krassen oploopt, dan mag Frank weer in beeld komen.”
“Mensen claimen al duizenden jaren lang getuige te zijn van paranormale activiteit. In afwezigheid van wetenschap was dat logisch: we probeerden onze werkelijkheid te duiden en wisten nog niet zo goed als nu hoe het brein werkt. Die verhalen over geesten zijn door de eeuwen heen een eigen leven gaan leiden, waardoor het nu lijkt alsof we én verhalen over geesten, én wetenschap hebben. Maar hadden paranormale verklaringen überhaupt bestaan als we vanaf het begin wetenschap hadden gehad? ‘Paranormaal’ betekent letterlijk ‘niet normaal’, dus we zouden altijd eerst moeten controleren of verschijnselen niet ‘gewoon’ wetenschappelijk te verklaren zijn. Lukt dat niet, dan blijft het een mysterie. Maar een mysterie is geen geest.”
Als ik Poppy vraag hoe zij verhalen als die van Jasmine dan verklaart, zegt ze: “We denken vaak dat ons geheugen een tape afspeelt in ons hoofd, waarmee we precies kunnen terugzien wat er vroeger is gebeurd. Dat is een grote misvatting: bij hoe je je het verleden herinnert komt ook veel verbeeldingskracht kijken. Het geheugen is dus niet betrouwbaar – tenzij je alles wat er gebeurt opschrijft. Om die reden vind ik het moeilijk om te geloven dat de communicatie tussen jouw vriendin en haar overburen precies zo verliep zoals zij het zich herinnert.”
Het zette me aan het denken. Moet ik nu gaan kiezen? Ik wil de verhalen van mijn vrienden niet in twijfel trekken, ik wil mijn geloof laten spreken in kwesties als deze, én ik wil mijn leven nuchter en wetenschappelijk blijven benaderen. Het zal als een eeuwig dilemma blijven voelen, die keuze tussen het zichtbare, het logische, het verklaarbare, en het onzichtbare, het ongrijpbare, het bovennatuurlijke. Tenzij ik van twee walletjes eet. Misschien hoef ik niet te kiezen, en kan ik, pragmaticus die ik ben, hiervoor bidden terwijl ik ook een paar maanden met handschoenen naar bed ga. Niet echt ideaal, overigens, voor iemand die graag in de koelte slaapt. Maar ook daar valt mee te dealen: balkondeur op een grotere kier, welkom kat van de buren, en slapen maar.
Welterusten.