Ons vermogen tot aandacht sterft af, waarschuwt deze filosoof
- Interview
- 05 okt 2017
- 9 minuten leestijd
Een groepje twintigers leefde een week zonder smartphone of laptop. En wat er toen gebeurde, geloof je nooit.
Nou ja, dat geloof je natuurlijk best – sterker nog, je weet het waarschijnlijk dondersgoed. Want iedereen die ooit op een door haast benevelde ochtend zijn mobieltje thuis is vergeten, kent de aangenaam serene rust die in de plaats komt van drieëntwintig keer per uur Facebook of Instagram checken. En toch nemen we hem de volgende dag weer mee.
Merkwaardig, vond ook Hans Schnitzler (1968). De filosoof en publicist geeft les op de Bildung Academie, een traject van een half jaar waar WO-studenten worden bijgespijkerd in waar het aan de universiteit ontbreekt: “Zelfontplooiing, kritisch kijken naar hoe je je verhoudt tot de wereld om je heen.” Vaste prik tijdens zijn lessenreeksen is een digitale detox: de studenten leveren hun iPhones, laptops en andere moderne machines in, om ze pas (al?) na een week weer terug te krijgen. Over de belevenissen van deze twintigers schreef Schnitzler het onlangs verschenen boek Kleine filosofie van de digitale onthouding. Ik belde hem – met mijn iPhone – om erachter te komen wat er gebeurt als ik mijn mild zorgwekkende verslaving aan digitale middelen de strot om zou draaien.
Hans, in je boek schrijf je over een belangrijk doel voor gewone stervelingen als ikzelf: een ‘waar en waarachtig’ leven leiden. Wat houdt dat precies in?
“Dat verschilt voor iedereen, maar in grote lijnen: trouw zijn aan jezelf. Daarvoor is het belangrijk om je handelingen en gedachtes of overtuigingen op elkaar af te stemmen. En die overtuigingen komen idealiter niet uit de lucht vallen, maar zijn het resultaat van kritisch denken. Met andere woorden: geen dingen doen waar je niet achter staat.”
Kijk aan, dat klinkt goed. Hoe bemoeilijken mobieltjes dat?
“Nou, we turen onder het mom van ‘even tussendoor’ hele dagdelen naar een schermpje. Terwijl de meeste mensen niet de overtuiging hebben dat scrollen op Facebook nou noodzakelijkerwijs de waardevolste besteding is van hun tijd. Daarom is de digitale detox belangrijk: het wijst je op het contrast tussen wat je het liefst zou doen, en waar je in de praktijk de halve dag mee bezig bent.”
Oh ja? Wat viel de detoxende studenten op?
“Nou ja, redelijk voor de hand liggende zaken. Ze hadden meer concentratie, sliepen dieper en langer, het lukte ze vaker om dingen af te krijgen. Studeren ging veel beter. Wat ze weer voldoening gaf, blijer maakte. Daarnaast gaven ze aan dat hun gevoelswereld beter in balans was. Omdat ze de tijd namen om wat ze meemaakten te verwerken, te laten bezinken. Ze kregen er zelfs meer empathie van.”
Hoe dat zo?
“Uit onderzoek blijkt dat de jongere generaties steeds meer moeite hebben zich in te leven in een ander. Dat valt of staat namelijk bij de afwezigheid van afleiding en de aanwezigheid van rust. En van dat laatste heb je nou eenmaal minder als je gewend bent via schermpjes te communiceren.”
“Eén van de detox-studenten vertelde dat hij in de tram zat en alles hem veel meer opviel, veel meer raakte. Hij keek om zich heen en zag hoe een ongelukkig ogende man met flink overgewicht een FEBO-kroketje op peuzelde. Dat raakte de student. Hij werd overvallen door medelijden, door compassie, op een manier die hem verbaasde. Zodra hij afstand nam van zijn smartphone, kwam de daadwerkelijke wereld een stuk dichterbij, en zat hij hartstochtelijk mee te voelen met een willekeurige trampassagier.”
Het klinkt als een geschenk uit de hemel, zo’n detox.
“Digitale onthouding is een soort vakantie. Je moet even wennen aan het feit dat je in een nieuwe omgeving bent, maar daarna voelt het heerlijk. Dan verandert je tijdsbesef ineens ingrijpend. Je hebt de tijd die gedicteerd wordt door de cijfers van een klok, en wat we ‘Kairos’ noemen: het bezielde, gevleugelde moment, niet te vangen in cijfers, maar juist in ervaringen. Daar komen geweldige dingen uit voort, maar om ergens in op te gaan heb je wel rust nodig. Dan helpt het niet als je om de haverklap een appje krijgt.”
Naast slecht voor de geest zijn mobieltjes ook nog eens slecht voor ons lichaam, schrijf je. Je hebt het zelfs over ‘de crisis van het lijf'.
“Ja, zo kan je het noemen. Kijk, kinderen ontwikkelen zich met behulp van aanraking, van lichamelijke nabijheid. Aanraken, voelen; dat is cruciaal. Doordat we nu steeds meer via schermen communiceren, verliezen we uit het oog dat ons lichaam belangrijk is voor hoe we de werkelijkheid ervaren.”
Dat klinkt niet als een ramp die zijn weerga niet kent, eerlijk gezegd. Moeten we als mensen niet gewoon even wennen aan de nieuwe wereld – en daar onze weg in vinden?
“Nee, door de digitalisering dreigen sommige zintuigen te verdwijnen. Gewoon: pats, boem, weg. Docenten op basisscholen waarschuwen: kinderen lezen elkaars lichaamstaal niet meer. Terwijl dat een handige vaardigheid is, later in het leven. En daar stopt het niet. Zo beginnen jongeren op steeds latere leeftijd aan seks. Door de digitalisering verhouden we ons in brede zin op een andere manier tot onze medemens. Het lichaam krijgt daarbij een totaal nieuwe, ondergeschikte rol.”
Hier op Brandpunt+ verscheen eerder een interview met een cultuurfilosoof, wiens proefschrift over dit onderwerp ging. Hij roemde juist de onderlinge betrokkenheid bij tieners. Ik citeer: ‘In mijn ogen maakt dit ze eerder socialer dan asocialer.’
“Ik heb grote twijfels bij dit soort onderzoeken, kan er veel tegenover zetten. Zo las ik laatst een stuk van een Amerikaanse hoogleraar psychologie, met de veelzeggende kop: ‘Have smartphones destroyed a generation?’ Het zal je niet verrassen wat haar antwoord is. Want wat blijkt: de generatie geboren tussen 1995 en 2012 – de eerste echt digitale lichting, zeg maar – is eenzamer en depressiever dan al haar voorgangers. En dan is er ook nog eens een opmerkelijke toename van het aantal zelfmoorden. Die hoogleraar vat het samen als ‘een dramatische achteruitgang van de gezondheid’.”
Waarom tuur ik de hele dag als een bezetene naar mijn iPhone, denk je?
“Dat komt door wat men de aandachtseconomie noemt. De steeds groter wordende tech-bedrijven uit Silicon Valley verdienen goed geld aan jouw data, en willen daar dus logischerwijs steeds meer van hebben. Om dat te realiseren, moeten ze je vastlijmen aan je scherm, zodat je al klikkende steeds meer kleine prakjes informatie over jezelf prijsgeeft. Daar zijn ze heel bedreven in, dat gaat heel subtiel en angstaanjagend gebruiksvriendelijk. Maar in dat verdienmodel schuilt een perversiteit. Die industrie is effectief bezig ons vermogen tot aandacht te vernietigen. Met andere woorden: ons vermogen tot aandacht wordt met uitsterven bedreigd.”
“Ik wilde met mijn boek neutraal beschrijven wat de studenten meemaakten tijdens hun detox. Naarmate het terugluisteren van de interviews vorderde, groeide mijn ontzetting. Een paar bedrijven zijn ons leven op verstrekkende wijze aan het veranderen – voor eigen gewin, ten koste van jou en mij.”
Vraag is: wat kunnen we er aan doen?
“Het is al bijna te laat. Er moet nú meer aandacht komen voor aandacht. We moeten de aandachtswoekeraars uit onze ervaringstempels verdrijven, stap voor stap. Ik zou zeggen: ze zorgen er voor dat je slechtere cijfers haalt, dus verban laptops uit collegezalen. Per direct. En iets groter gedacht: apps die met je data aan de haal gaan en je bewust afleiden, moeten een label krijgen.”
Foto: Martijn Beekman/ANP
Ahum – gaan we de strijd tegen de doorgeslagen digitalisering winnen met een soort keurmerk?
“Het belangrijkste is bewustwording, dat bereik je met kleine stapjes. Uiteindelijk moet dit onderwerp op de politieke agenda komen. Als er partijen zijn die continu inbreuk maken op je aandacht, dan gaat het over integriteit. Ze betreden namelijk je intieme ruimte. Volgens mij hebben we een sociaal contract met de overheid: wij geven het geweldsmonopolie uit handen, in ruil voor onze integriteit. Nou, die is dus in het geding. Het is nu aan de overheid om maatregelen te verzinnen en nemen. Tot die tijd zou ik zeggen: probeer het detox-experiment thuis, met je kamergenoten of gezin. En bespreek je ervaringen daarna kritisch met elkaar.”
Tot slot: hoe digitaal leef je zelf?
“Ik heb geen smartphone, maar ken de verleidingen en ben daar ontvankelijk voor. Zeker nu, rond het verschijnen van een nieuw boek. Ik zit bijvoorbeeld op Twitter, en kan enorm nieuwsgierig zijn naar wat daar over mijn werk wordt gezegd. Dan versnippert mijn aandacht net zo goed als die van jou.”
Uw scribent van dienst keek tijdens het schrijven van dit interview dertien keer op Facebook en één keer op Twitter. Daar zag hij niets wat hem in de verste verte ook maar interesseerde – en toch keerde hij telkens terug, met de plichtgetrouwheid van een hond die een balletje terugbrengt naar zijn minzaam lachende baas, die hem vervolgens beloont door het ronde voorwerp weer een slinger de verte in te geven.
Apport!
Kleine filosofie van de digitale onthouding is nu te bestellen bij onder andere bol.com. Als je na het lezen van dit artikel je data liever niet met een dergelijke site wil delen, kunnen we je van harte een fysieke boekwinkel aanbevelen.