Waarom van die vervelende moraalridders een lintje verdienen
- Tip
- 05 apr 2018
- 4 minuten leestijd
De immer verguisde moraalridder is geen verbitterde drammer, ontdekten wetenschappers. Sterker nog, de morele bemoeial wordt gekenmerkt door zelfvertrouwen, doorzettingsvermogen, altruïsme, en controle over eigen emoties.
Mijn vader is zo iemand die zijn eigen normen en waarden streng bewaakt. De kantelen van het Herman-fort staan bovenop de grenzen van zijn blikveld, en alles daarbinnen mag gecorrigeerd. Nou zijn die normen en waarden hartstikke redelijk, als je het mij vraagt. Prima de bima. Ik ben nog altijd trots op ‘m als ik denk aan die ene 4 mei, lang geleden, toen hij om acht uur ‘s avonds precies twee minuten lang tekeer ging tegen twee nietsvermoedende jongens die hun ghettoblaster aan hadden staan.
Als kind had ik meer moeite met de manier waarop mijn vader corrigeerde. Dringt er iemand voor, aan de bar in de kroeg, vindt mijn vader daar hardop iets van. En met hardop bedoel ik: luidkeels.
“VIND JIJ DAT NORMAAL? IK NIET.”
Ik ben zelf zo iemand die er wel wat van wil zeggen, maar die de boodschap liever op een omslachtige manier probeert over te brengen. Eet iemand nacho’s naast me in de bioscoop, zucht ik net zo hard als het vreten kraakt tussen z’n kaken, rol ik met mijn ogen in het donker, en fluister “het stinkt, iel” naar de stoel voor me. Of ik mompel “jeetje, wat onaardig” richting de tegels in de supermarkt, als iemand me bij de tomatenblokjes aan de kant duwt.
Voor mijn zusje is mijn vaders gedrag in publieke ruimten een absolute hel. Zij is van het soort dat leeft en laat leven, ook als het leven van de een de ander het leven onmogelijk maakt. Iets vinden van het asociale gedoe van een ander, dat doe je maar in je eigen hoofd. Ze schaamt zich kapot voor mijn vader, en voor mij. Zelfs mijn zuchten in de bios maken haar woest. Stel je voor dat die herkauwende mensen doorhebben dat ik me met hun leven bemoei. Dat is pas asociaal.
Mijn zusje is niet de enige die een hekel heeft aan mensen die zich fanatiek bemoeien met asociaal gedrag van anderen. Een groep wetenschappers uit Frankrijk en Australië verwachtte dat de meeste mensen een moraalridder als mijn vader een ‘bitter complainer’ zou vinden: iemand met weinig zelfvertrouwen, die graag naar beneden trapt om zichzelf beter te voelen. Iemand die sterk gelooft in een morele hiërarchie, en zijn of haar emoties niet onder controle heeft. As je wat zegt van het gedrag van de ander, heb je jezelf wel heel hoog zitten, zouden we denken. Dus jij weet het beter? Live and let live, suckers.
De groep liet aan 1100 mensen fictieve verhalen lezen over asociaal gedrag: iemand die op de stoep spuugt, iemand die lege batterijen in een bloempot van de buurvrouw gooit, iemand die lawaai maakt in de trein… et cetera. Daarna stelden de wetenschappers het test-panel wat vragen: hoe kwaad maakt het asociale gedrag en wat zou je doen als je erbij was? Ook deden de deelnemers stuk voor stuk mee aan een persoonlijkheidstest. En ja hoor: mensen die na het lezen van de verhaaltjes enorm de behoefte voelden om wat te zeggen van het rotgedrag waren alles behalve vervelende know-it-alls. Het waren juist deze mensen die hoog scoorden op gebieden als zelfvertrouwen, doorzettingsvermogen, altruïsme, en controle over hun emoties. Omdat ze zich sociaal geaccepteerd voelden, durfden ze in opstand te komen tegen het wangedrag van iemand anders. Ze nemen verantwoordelijkheid en gaan er simpelweg vanuit dat ze iets goed doen voor de hele groep, niet alleen voor zichzelf. Geen ‘bitter complainer’, dus, concludeerden de wetenschappers, maar een ‘well-adjusted leader’.
Hoe komen we dan aan dat vooroordeel, en waarom blijven we er zo hardnekkig in geloven? Simpel, denken de wetenschappers: het komt ons goed uit als we doen alsof die moraalridders vervelende egoïsten zijn. Dan valt het niet zo op dat we zelf de ballen niet hebben in te grijpen.
Jet, kleine zus, lees je dit? Ik ga extra hard zuchten, volgende week in de bios. Ik verwacht een bosje bloemen, als dank.