“Gemeenteraadslid is géén baan met status, ik wil voor mensen strijden”
Sunita Biharie is lijsttrekker van de SP Apeldoorn. In gesprek over trauma's, dadendrang en idealisme. "De politiek is niet eervol. Sterker nog, het is walgelijk als mensen het wél eervol vinden."
Sunita Biharie werd door haar turbulente jeugd vol mishandeling en internaten een activist van het fanatieke slag. Nu is de 37-jarige, geboren te Rotterdam, in de gemeenteraadsverkiezingen lijsttrekker van de SP in Apeldoorn, naar eigen zeggen haar echte thuis. Ze kreeg onlangs landelijke bekendheid met haar opiniestukken in de Volkskrant en op Joop.nl, over grootschalig huiselijk geweld en onderdrukking van vrouwen in de Hindoestaanse gemeenschap.
Ik sprak Sunita over de problemen in die gemeenschap, over DENK en FvD, over de volgens haar te elitaire Nederlandse politiek – en wat we eraan kunnen doen.
Hoi Sunita, ik vind je in interviews altijd heel erg open over jezelf en je persoonlijke leven. Ik weet bijvoorbeeld dat je vroeger werd mishandeld, naar een pleeggezin ging en in internaten hebt gezeten.
“Ja, mij gaat het nu voor de wind. Ik heb een stabiel en leuk leven, met mijn man en kinderen gaat het goed, maar ik voel de verantwoordelijkheid voor die mensen waar het niet goed mee gaat, die in situaties zitten waar ik zelf in heb gezeten. Daarom deel ik veel: deze dingen gebeuren nog steeds, en moeten met meer empathie worden benaderd.”
Je had ook kunnen denken: de ellende ligt achter me. Eind goed, al goed.
“Toen ik jonger was, kwam ik vaak op voor de jongeren die gepest werden. In het internaat was er altijd iemand die de lul was, en dan was ik de eerste die zei: ‘Dan moet je langs mij.’ En ik heb altijd het idee gehad – juist door wat ik heb meegemaakt – dat we elkaar nodig hebben. Iemand in de jeugdzorg is bijvoorbeeld afhankelijk van de hulpverleners, maar ook van wat de gemeente en provincie besluiten.”
Ik las in een interview dat je al vroeg te maken had met Jeugdzorg: je bent toen je drie was uit huis geplaatst.
“Ik kom uit een hindoestaanse gemeenschap. Daarbinnen komt het vaak voor dat mannen verslaafd zijn aan alcohol, dat vrouwen worden onderdrukt – dat was ook in ons gezin het geval. Mijn moeder mocht niks zeggen; als ze iets verkeerd deed werd ze geslagen. Ze zat opgesloten in het systeem, ik en mijn zus met haar. Wij kregen ook klappen.”
Wanneer greep Jeugdzorg in?
“Toen mijn moeder voor de derde keer met levensgevaar in het ziekenhuis lag, heeft ze zelf Jeugdzorg benaderd. Ze was de zwijgcultuur beu, stond voor haar kinderen. Ik en mijn zus zouden toen drie maanden uit huis geplaatst worden, maar omdat de mensen van Jeugdzorg niet veel weten over de hindoestaanse cultuur, besloten ze dat de situatie niet veilig voor ons was.”
Binnen een hindoestaanse gemeenschap zijn de mannen vaak verslaafd zijn aan alcohol en worden vrouwen onderdrukt.
Dat was toch ook zo?
“Zij beseften niet wat voor emancipatieslag de keuzes van mijn moeder waren voor iemand binnen die gemeenschap. Begrijp wel: ze was een van de eerste vrouwen in de gemeenschap die ervoor koos om te scheiden – waarmee ze de hele familie en netwerk tegen zich in het harnas joeg. Maar ze moest wel, voor haar kinderen.”
“En tóch werden we door Jeugdzorg weggehaald uit de situatie. Mijn zus is vervolgens misbruikt in haar pleeggezin. Je begrijpt: mijn moeder was woest. Ze had nog tien jaar lang rechtszaken aangespannen om ons terug te krijgen – maar we mochten niet terug. Ik zou nu tegen Jeugdzorg willen zeggen: ‘Ga in dit soort situaties alsjeblieft samenwerken met de moeder; geef haar wél de kinderen terug, maar zorg voor veiligheid en of ze naar een Blijf-van-mijn-Lijf-huis kan’. Want mijn moeder was een hindoestaanse vrouw die juist voor haar kinderen koos.”
Vertel eens over de tijd in internaten? Je werd door hulpverleners de ijskoningin genoemd, maar ik zie nu een warme, emotionele vrouw voor me.
“Ik kwam gevoelloos over, dat weet ik. Het was een zelfverdedigingsmechanisme in die tijd: vlak maar af, dan geef je weinig signalen af en ben je het veiligst.”
Wanneer veranderde dat?
“Toen ik mijn zoon kreeg. Ik was twintig toen ik hem in mijn armen had en die liefde me overmande. Ik voelde me niet langer bedreigd, want ik wist: wij zijn één. Hij heeft op een manier mijn leven gered.”
En wanneer was het moment waarop je dacht, ik richt me op het helpen van anderen?
“Twee jaar daarna. Toen ben ik activist geworden tegen kindermishandeling; dat was de eerste keer dat ik mijn eigen verleden inzette om aandacht te vragen voor het probleem. Daarna ben ik ook anti-racismeactivist geworden, en nu zit ik erg op vrouwenonderdrukking. Maar wat ik dan wel zie: soms praat ik met mensen die streden tegen racisme, maar dan zelf homo’s haten of seksistisch waren. Dat heeft me aan het denken gezet. Nu ik ouder word, denk ik: je kan alles alleen aanpakken als je álle onderdrukking aanpakt, door het systeem om te kantelen. Niet alleen witte mensen hebben privileges."
Het zit zo diep – hoe gaan we dit op een praktische manier aanpakken?
“We moeten minder focussen op de extremen, meer aandacht hebben voor de rest - al lijkt dat minder interessant.”
Heb je bepaalde partijen in gedachten terwijl je dit zegt?
“Nou, ik ben geen voorstander van DENK. Ze werken volgens het verdeel en heers principe, maken zich eigenlijk schuldig aan etnisch profileren. Ik zou graag willen dat mensen die niet alleen maar opkomen voor de onderdrukking die ze zelf ervaren maar ook voor die van anderen, vaker een podium krijgen. Ik begrijp dat je aan je eigen leed denkt, maar dat hoeft niet als we allemaal aan elkaars leed denken.”
“Daarnaast ben ik geen voorstander van Forum van Democratie. Ook zij zetten in op verdeel en heers, en ook zij schreeuwen heel hard over de ander. Terwijl ook zij aan schoolpleinpolitiek doen, waar uiteindelijk niemand wat aan heeft.”
Gemeenteraadslid is géén baan met status. Sterker nog, ik vind het walgelijk als mensen het wél eervol vinden.
Hoe kwam je terecht bij de SP?
“Vanaf de geboorte van mijn zoon ben ik een werkende alleenstaande moeder geweest, waardoor ik minder geld overhield dan andere gezinnen. Ik merkte het klassenverschil in die verdeling, terwijl ik er juist voor koos om te werken én voor mijn zoon te zorgen. Jan Marijnissen had praktijkkennis, hij snapte het.”
Je was SP-lid, maar werd door de PvdA gevraagd als fractievertegenwoordiger. Hoe reageerde je?
“De wethouder kende mij en mijn drive; ik was toen al druk bezig als activist tegen kindermishandeling. Ik zag het alleen niet helemaal voor me. Allemaal oude witte mannen die dingen zeggen op een manier die ik niet begrijp, no way.”
Voelde het niet als een eer, gevraagd worden?
“Nee, ik dacht, Waar wil je me nou weer in slepen, joh. Ik vind het nog steeds geen eer, de politiek is niet eervol. Sterker nog, ik vind het walgelijk als mensen het wél eervol vinden. Het is een middel. Gemeenteraadslid is géén baan met status, ik wil voor mensen strijden. Je praat over mensen in armoede, en daarna geef je jezelf een schouderklopje dat jij ze mag helpen. Hou toch op.”
En uiteindelijk werd het dus de SP.
“De PvdA is een berekenende bestuurderspartij; ze offeren met verontrustende gretigheid idealen op om maar mee te mogen doen. Zo ben ik niet; dat wil ik niet. Ik heb een uitje naar de PvdA gemaakt, ik noem het altijd mijn jeugdzonde. Ik heb er heel veel geleerd en ik ben weer naar huis gegaan, naar de SP.”
Wat was het belangrijkste wat je daar hebt geleerd?
“Hoe vies de politiek is, hoe fout ik sommige volksvertegenwoordigers vind. Ik zou willen dat alle volksvertegenwoordigers mensen van de straat waren; gewone mensen zoals jij en ik. In een ideale wereld kan ik bijna de hele week de straat op, om het gesprek met mensen aan te gaan. Ik wil geen kennis opdoen uit dossiers, ik wil het het van die mensen zelf horen. Ik sta immers in dienst van hen.”
16 Feb 2018 Twee van onze redacteuren in gesprek met Paula, lijsttrekker van de Amsterdamse SGP