'Denken we onszelf ziek?' Nederlanders werken weinig, toch krijgen we massaal een burn-out
Een studie in New York putte journalist Janet Lie volledig uit. In Nederland ligt de werkdruk lager, toch vallen we juist hier bij bosjes om. Hoe komt dat? In dit essay zoekt Janet naar verklaringen.
In New York is het niet raar om mensen die je in nachtclubs ontmoet ter plekke toe te voegen op LinkedIn. Tijdens mijn masteropleiding journalistiek aan een Amerikaanse universiteit leerde ik dat werk op de eerste plek kwam. Ik ging vaak tot diep in de nacht monteren en hield mezelf als ongediagnosticeerde ADHD’er bij elkaar met cafeïne. Studiegenoten huilden regelmatig op de gang en degenen die nooit last hadden van anxiety, sloegen opeens flessen CBD-olie achterover. “Het is goed dat ze ons willen klaarstomen voor het echte werk” zei mijn studiegenoot Amber*, die vlak daarvoor een paniekaanval had op de wc.
Na mijn diploma-uitreiking had ik eindelijk rust. Mijn lichaam vatte dit op als een signaal om compleet in te storten en ik kon twee maanden nauwelijks uit bed komen. Mijn Amerikaanse psychiater en psycholoog noemden het ‘gewoon’ depressie. Door middel van antidepressiva en therapie kon ik snel weer meedraaien en bleef ik nog een jaar in New York om werkervaring op te doen. Onder begeleiding van mijn psychiater lette ik meer op mijn energieniveau, maar ik werkte nog steeds harder dan ik ooit in Nederland deed.
Was ik na mijn studie meteen naar Nederland gekomen, dan is de kans groot dat ik de diagnose ‘burn-out’ had gekregen. Kijk ik naar de Nederlandse richtlijn van huisartsen en bedrijfsartsen, dan voldeed ik -en zo’n beetje iedere New Yorker die ik ken- aan alle criteria voor het ziektebeeld. En toch viel het woord geen enkele keer bij mijn Amerikaanse therapeuten, studiegenoten en collega’s.
“Mensen werken gewoon door totdat ze letterlijk dood neervallen, in een psychiatrische instelling belanden, of hun leven omgooien en van baan wisselen”, zegt mijn Amerikaanse vriend Alex* aan de telefoon. Hij werkt voor een groot mediabedrijf in New York en voelt zich al minstens een jaar opgebrand. Maar hij gaat liever dood dan dat hij ziekteverlof opneemt, vertelt hij. Dat zou praktisch ook niet kunnen, want anders dan in Nederland wordt burn-out in de VS niet als medische aandoening gezien. Thuis aan je herstel werken op kosten van je werkgever zit er voor Amerikanen niet in.
Ondanks die enorme drempel om je als Amerikaan ziek te melden, ben ik toch verbaasd dat mensen als Alex überhaupt nog functioneren. Amerikanen besteden gemiddeld meer uren per week aan hun werk dan Nederlanders (we zijn zelfs Europees kampioen deeltijdwerken) en vakantiedagen kennen ze niet of nauwelijks. Zijn wij minder weerbaar, vergeleken met de Amerikanen? Of speelt er iets anders?
"Een burn-out lijkt haast een statussymbool te zijn geworden"
Niet alles is een burn-out
Volgens onderzoeksbureau TNO hebben 1,6 miljoen Nederlanders burn-outklachten. Een schrikbarend cijfer dat telkens wordt herhaald in alarmerende nieuwsartikelen. Alleen: burn-outklachten zijn niet hetzelfde als burn-out. Bij ‘klachten’ gaat het om lichtere symptomen bij mensen die nog steeds kunnen werken, bevestigt TNO zelf. Maar in de media worden de twee termen vaak door elkaar gehaald. Veel beter is ze stressklachten te noemen, schrijft psychiater Christiaan Vinkers dan ook in zijn boek In de ban van burn-out: “Ze komen voor bij een groot gedeelte van alle mensen in Nederland, gaan vaak spontaan over en hebben geen verband met de diagnose burn-out.”
Als je – op basis van vijf vragen – vaker dan een paar keer per maand uitputting voelt, dan heb je volgens het TNO-onderzoek al burn-outklachten. Een lage afkapwaarde die verder geen context geeft over iemands voorgeschiedenis, situatie en levensstijl. Uiteraard moet iemand in de gaten worden gehouden als hij lange tijd rondloopt met vermoeidheidsklachten. Maar burn-outklachten zijn lichte stressklachten, en geen voorportaal naar een burn-out diagnose, aldus Vinkers. In 2021 werd geschat dat er 240.400 mensen rondliepen met de diagnose overspannenheid/burn-out van de huisarts – iets minder dan 3 procent van de werkende bevolking. Slechts een klein deel dáárvan zit lange tijd uitgeput thuis.
Een andere verklaring voor de grote hoeveelheid mensen die claimen een burn-out te hebben: het grotere stigma op depressie. De symptomen overlappen enorm, alleen staat burn-out niet in het DSM-V handboek, waardoor de term in de ggz niet wordt gebruikt. Volgens Vinkers zorgt dat ervoor dat er minder stigma op een burn-out rust en vinden mensen het makkelijker om te zeggen dat ze een burn-out hebben. Daar waar depressie wordt gezien als een individueel ‘falen’ met onduidelijke oorzaken, lijkt burn-out haast een statussymbool te zijn geworden. Want, zo stelt de psychiater in zijn boek, een burn-out laat duidelijk zien dat je te hard gewerkt hebt: “Het is geen teken van zwakte, maar een teken van toewijding en inzet in een omgeving waarin je bijna wel om móet vallen.”
Het ‘voordeel’ van dit gebrek aan stigma is wel dat mensen die zich opgebrand voelen eerder aan de bel trekken, voordat het nog verder misgaat.
“We hebben het niet veel drukker dan in andere Europese landen, maar voelen ons wel altijd opgejaagd"
Waarom we ons toch zo druk voelen
Als het werkelijke aantal Nederlanders dat lange tijd uitvalt met een burn-out relatief klein is, waarom blijven we dan spreken over een burn-out epidemie? Zouden we onszelf vooral ziek dénken? Daarop heeft Tanja van der Lippe, socioloog aan de Universiteit Utrecht, een antwoord. In haar boek Waar is mijn tijd? onderzocht ze hoe tijdsdruk in de Nederlandse cultuur wordt ervaren. “We hebben het niet veel drukker dan in andere Europese landen, maar voelen ons wel altijd opgejaagd", vertelt ze aan de telefoon.
Dat komt deels door de Hollandse efficiëntie. We werken misschien het minst in heel Europa, maar compenseren met een hoge productiviteit,hogere pensioenleeftijd enhogere arbeidsparticipatie. Wereldwijd staan we op nummer tien van de meest productieve landen. “Veel gedaan krijgen in weinig tijd geeft druk en komt overeen met de calvinistische arbeidsethos van hard werken, afspraken nakomen en onszelf weinig rustmomenten gunnen", zegt Van der Lippe.
Om te illustreren hoe hoog we de lat voor onszelf leggen in Nederland, wijst Van der Lippe op onze sportprestaties. “Nederland is een heel klein land, maar we denken groot. Op de Olympische Spelen vergelijken we onze medailles eerder met Duitsland (83 miljoen inwoners), terwijl België (11 miljoen) qua bevolkingsaantal veel meer op ons lijkt.” Voor de beeldvorming: Duitsland heeft 655 medailles op zijn naam staan, Nederland 322 en België 157. Als we net zoveel inwoners hadden als Duitsland, dan zouden we omgerekend 1.529 medailles hebben.
"De Nederlandse cultuur zit vol tegenstrijdigheden: werk hard,
maar niet te lang"
Collectief ritme vs individueel ritme
Ook is de werk-privébalans waar Nederlanders om bekend staan, minder gebalanceerd dan je misschien zou verwachten. “Nederlanders worden ook wel omnivoren genoemd”, zegt Van der Lippe, "we willen in onze vrije tijd zoveel dat het niet meer past.” Denk hierbij aan sporten, hobby’s uitoefenen, terrasjes, festivals, reizen, en tijd doorbrengen met familie. Hierin lijken Nederlanders veel op New Yorkers, die ook slecht zijn in niksen. Maar wat opvalt is dat veel Nederlanders hun agenda’s maanden van tevoren vol rammen, terwijl New Yorkers het niet nodig vinden om verder dan een week vooruit te plannen.
Dit heeft te maken met het verschil tussen collectief en individueel ritme. Nederland hecht van oudsher aan een collectief ritme, zoals samen om zes uur eten. Maar door de toenemende flexibele contracten en een groei van het aandeel zzp’ers gaan we meer richting een individueel ritme, zegt Van der Lippe. Dit geeft druk, omdat we opeens moeten nadenken over elk tijdstip en de agenda’s op elkaar moeten afstemmen. In de VS zijn ze daarentegen al lang gewend aan een individueel ritme. Vooral in 24-uurseconomieën als New York, waar je soms om elf uur ‘s avonds kan dineren en daarna nog bij de H&M kan winkelen. Weten dat je op elk uur van de dag iets leuks kan doen, geeft meer ruimte voor spontaniteit en een gevoel van rust.
Weg met ons calvinisme
Door mijn inzinking leerde ik mijn grenzen beter kennen, waardoor mijn tweede jaar in de VS veel fijner was. Maar in Nederland zou ik eerder aan de bel hebben getrokken en mogelijk überhaupt niet zijn ingestort. Hier hebben we de ruimte en openheid om zonder stigma’s over werkgerelateerde stress te praten. We mogen met een burn-out diagnose tijd vrij nemen om aan onszelf te werken voordat we compleet aan de grond zitten. Dat gun ik mijn Amerikaanse vrienden ook.
Maar wij Nederlanders kunnen ook iets leren van de Amerikanen, die meer speling hebben in hun ritme en hun vrije tijd minder rigide inplannen. De Nederlandse cultuur zit nu nog vol tegenstrijdigheden: werk hard, maar niet te lang. Heb een leven buiten werk om, maar prop het zo vol dat je niet meer kan ademen. Geen wonder dat we ons altijd zo druk voelen. Misschien wordt het tijd om de calvinistische waarden die passend waren in de 17e eeuw te modificeren naar de behoeften van nu – en dat we onze rust net zo serieus nemen als onze baan en sociale verplichtingen.
* De namen van Amber en Alex zijn gefingeerd en bekend bij de redactie.
Beeld in header: Getty Images