Het grootste Afrikaanse dorp op stelten heeft een bijzonder verhaal
- Artikel
- 12 feb 2023
- 3 minuten leestijd
Het ‘Venetië van Afrika’, zo wordt dit grootste drijvende dorp van het continent ook wel genoemd. In deze nederzetting van drieduizend gebouwen werken, spelen en leven dertigduizend inwoners volledig op het water. Welkom in Ganvié.
Een toevluchtsoord
De geschiedenis van het dorp op stelten begint in de zeventiende eeuw. Slavenhandelaren van de Fon-stam, uit het koninkrijk Dahomey, legden stad en land af om mensen te zoeken die kleiner en zwakker waren dan hen, om te verkopen aan de Portugezen. Toen er heel veel invallen in de buurt van het dorp Tofinu waren, was de koning van het Tofinu-volk het zat. Uit angst voor slavenhandelaren die hen gevangen wilden nemen, ging hij op zoek naar een nieuw leefgebied voor zijn inwoners.
De uiteindelijke conclusie: inwoners moesten verhuizen naar wat kleine, modderige eilanden middenin het Nakoué Meer. Waarom? Religieuze overwegingen weerhielden de Fon-stam ervan om over dit heilige meer te gaan in hun zoektocht naar mensen om tot slaaf te maken. De Fon geloofden namelijk dat er een vreselijke demon in het Nakoué Meer woonde. Een dorp midden op dit meer zou daarom dus dé oplossing zijn voor de Tofinu om voor altijd uit handen van de Fon-stam te blijven. De naam, Ganvié, komt dan ook voort uit deze geschiedenis: het betekent letterlijk ‘wij hebben het overleefd’.
Opgebouwd uit niets
Door de jaren heen kozen de oorspronkelijke bewoners ervoor om in hun huizen op het meer te blijven, ondanks dat er geen sprake van bedreiging meer was. Maar hoe bouw je een dorp middenin een meer? De Tofinu bouwden – en bouwen - hun huizen op stelten. De kleine stukjes land werden omgetoverd in stukken voor akkerbouw. En sindsdien leven ze in dit dorp, waar de situatie bijna onveranderd is sinds de zeventiende eeuw. In houten huizen op stelten en in houten boten kabbelt het leven hier voort. De gebouwen zijn zelfs alleen maar bereikbaar per boot: vandaar de naam ‘Venetië van Afrika’. Inmiddels leven er al meer dan dertigduizend mensen in het waterdorp. En om met dat water te dealen, heeft elk gezin gemiddeld drie boten: een voor de mannen om mee te vissen, een voor de vrouwen om vis te verkopen en een voor de kinderen om naar school te gaan.
Alles bij de hand
Maar, als alles op het water is, heb je dan wel alle voorzieningen? Ja hoor, in Ganvié zijn er gewoon hotels, souvenirwinkels en ook een postkantoor en een bank. De enige gebouwen die op land staan zijn de kerk, de moskee, het ziekenhuis en de school. De economie van het ‘Venetië van Afrika’ draait bijna volledig op de visserij, maar ook toerisme brengt geld in het laatje. Per jaar bezoeken ongeveer tienduizend reizigers dit dorp, dus je hoeft niet bang te zijn dat je deze plek met veel anderen moet delen. En de elektriciteit in het dorp? Die komt van zonnepanelen en generatoren. Toch vraag je je misschien af: zetten de inwoners van Ganvié dan nooit écht vaste voet op wal? Zeker wel, maar eigenlijk varen ze maar om twee redenen naar Cotonou, de grootste stad van Benin: om vis te verkopen of dingen te kopen die niet op de dorpsmarkt te verkrijgen zijn.
Benieuwd naar meer bijzondere culturen? Maak hier kennis met de Khoisan: het oudste volk van Zuid-Afrika.