Centralia: de spookstad die al zestig jaar brandt
- Artikel
- 18 mei 2022
- 7 minuten leestijd
Wat doe je als je vuilstortplaats vol is en je van je afval af wilt? Juist, dan steek je het gewoon in de fik. Tenminste, dat dacht het bestuur van Centralia in 1962. Wat ze niet wisten is dat het een mijnbrand zou veroorzaken die vandaag nog altijd als een lopend vuurtje gaat.
Mijnwerkers op weg naar hun werk, ouderen die een krant lazen in hun favoriet café op de hoek en kinderen huppelend op weg naar school: zomaar een doordeweekse dag in 1950 in Centralia, Pennsylvania. Dit dorp, op een kleine drie uur rijden van megasteden als New York en Philadelphia, was zoals iedere andere plek. Maar dat is verleden tijd. Wie de kleine stad nu betreedt ziet geen spelende kinderen meer op straat. Huizen zijn er bijna niet meer en een oorverdovende stilte overheerst.
De fik erin!
Tot de jaren zestig had Centralia ruim vijftienhonderd inwoners. De economie van de kleine stad draaide op steenkool, waarvan het meer dan genoeg onder de grond had. Op dat moment kon nog niemand voorspellen dat datzelfde steenkool uiteindelijk het lot van het dorp zou bepalen. Toch ging het in 1962 mis, toen er brand uitbrak.
Wat die brand veroorzaakte? Dat is niet helemaal duidelijk, maar aangenomen wordt dat een vuilverbranding ten grondslag ligt. Om illegale afvaldumping tegen te gaan besloot Centralia een put van zo’n vijftien meter diep te bouwen. Maar die put raakte vol en de gemeenteraad wilde het afval uit de stad hebben voor Memorial Day. De oplossing was simpel: de fik erin!
Lopend vuurtje
En dat leek te werken. Toen het afval eenmaal in as was veranderd, ging er een flinke plas water overheen en leek het vuur verdwenen. Twee dagen later zagen bewoners echter opnieuw vlammen en toen er een week later wéér brand werd gesignaleerd, stonden brandweerlieden voor een enorm raadsel. Na wat graaf- en zoekwerk bleek er onder in de afvalput een gat te zitten. Een gat dat direct in verbinding stond met het enorme gangenstelsel van kolenmijnen onder Centralia. Waarschijnlijk sloeg het vuur bij de afvalverbranding dus over.
Al snel begon de omvang van de mijnbrand duidelijk te worden. Op verschillende plekken in het dorp kwamen rookslierten uit de grond en bewoners klaagden over vieze geuren in huis.
Onblusbaar
Toen bleek dat de brand niet vanzelf zou doven, ondernam de gemeenteraad actie. Het eerste plan: de stad vullen met loopgraven. Deze moesten ervoor zorgen dat de vlammen bloot kwamen te liggen aan de oppervlakte en geblust konden worden. Architecten hadden het plan echter flink onderschat en het geld raakte op. Ook andere plannen werkten niet en keer op keer bleek het blussen veel duurder dan gedacht.
(On)gemakken
Toch vond niet iedereen het blussen van de ondergrondse brandhaard noodzakelijk. Sterker nog: de eerste jaren zorgde het voor de nodige gemakken. Zo hoefden trottoirs in de winter niet meer geschept te worden als het sneeuwde. Het verwarmde asfalt liet het witte goedje als sneeuw voor de zon verdwijnen. Jammer als je een sneeuwpop wilde maken, maar fijn als je naar je werk moest.
Maar aan al het goeds komt een eind. Ongeveer twintig jaar na de vuilstortbrand begonnen mensen de effecten van de eeuwige vlammen te voelen. Bewoners vielen flauw in hun huis door koolmonoxidevergiftiging, bomen stierven en trottoirs begaven het. In 1981 ontstond er zelfs een zinkgat van bijna vijftig meter diep in het dorp. Een twaalfjarige jongen stond precies op de plek waar de grond wegzakte en kon zich ternauwernood aan een wortel vasthouden tot zijn neef hem kwam redden.
In 1983 was de maat daarom vol voor de staat Pennsylvania. In totaal was er zeven miljoen dollar uitgegeven aan het ‘blussen’ van de mijnbrand. Dit allemaal zonder succes. En dus was het tijd om te vertrekken. De federale Amerikaanse overheid gaf ruim veertig miljoen dollar uit om het dorp over te kopen, bewoners te verhuizen en gebouwen te slopen.
Nergens heen
Maar niet iedereen was van plan om de woonplaats te verlaten. In 1993, tien jaar na het ‘sluiten’ van de stad, waren er nog ruim zestig inwoners over. Ze kraakten illegaal de huizen die eerst in hun bezit waren. Centralia was nog altijd een dorp met een gemeenteraad, een burgemeester en een postcode. Mensen werkten en winkelden in andere dorpen, maar kwamen gewoon thuis in hetzelfde huis als ze altijd deden.
In de jaren die volgden liep het dorp langzaam leeg. Sommigen overleden, anderen zochten hun heil toch ergens anders. En waar mensen gingen, verdwenen gebouwen. Meer en meer begon de plek op een verlaten spookstad te lijken. Geen hardwerkende mijnwerkers, maar lege straten typeerden Centralia. De échte harde kern, zeven overgebleven bewoners, wisten in 2013 een schikking van de staat te winnen. Zij kregen een flink geldbedrag en mogen tot hun dood in Centralia blijven wonen. Daarna zullen de laatste overgebleven huizen door de overheid worden gesloopt.
Op dit moment zijn er nog minder dan vijf mensen over in het spookdorp. Of ze ooit zullen meemaken dat het vuur gedoofd is? Kleine kans. Volgens experts ligt er nog genoeg steenkool onder de grond om het nog tweehonderdvijftig jaar in vuur en vlam te zetten.
Silent Hill
Ondanks dat de stad nog lang niet is uitgebrand, wordt er de laatste jaren steeds minder rook gesignaleerd. Sommige bewoners beweren zelfs al enkele jaren geen rook meer te zien. Dat was wel eens anders, toen rookpluimen dagelijks de stad vulden met een witte mist.
Een decor voor horrorfilms zou je kunnen zeggen. En dat dacht de regisseur van Silent Hill in 2006 ook. In een interview gaf hij aan dat het verhaal van de enge filmklassieker en videogame deels gebaseerd is op de jarenlange brand in Centralia. Wie geesten of spoken wil spotten, komt bedrogen uit in de oude mijnstad. Maar toch is een bezoek aan de leeggelopen plek nog altijd mogelijk. Bewoners loop je niet zomaar tegen het lijf, maar reizigers des te meer.
Poort naar de hel
De échte hoofdattractie voor bezoekers was de weg die naar Centralia toe leidde. Deze werd in 1993 afgesloten en niet veel later vormden kunstenaars het om tot Graffiti Highway. Wat je je daarbij moet voorstellen? Een kleurrijke strook teksten en tekeningen in een verder apocalyptisch landschap. Maar wie een ritje over de bijzondere weg wil maken, komt voor een onaangename verrassing te staan: in 2020 werd de straat onder een flinke hoop zand verstopt. Wat een oneindig monument voor Centralia had kunnen worden, verdween net als de rest van het dorp onder een grote hoop puin. Uiteindelijk zullen gras en bomen doen vermoeden dat deze snelweg nooit bestond.
Wat er nog wel over is van de ooit levendige Amerikaanse plek? Een kerk die nog altijd wordt gebruikt, drie begraafplaatsen en enkele eenzame huizen. Voor het echte horrorgevoel kan je het beste naar begraafplaats Odd Fellow Cemetery gaan, waar sporadisch nog rook uit de grond komt. Witte mist tussen grafstenen: als er een poort naar de hel is, dan is dit het wel. Ga overigens niet de overgebleven huizen binnen, aangezien deze nog bewoond worden door de laatste inwoners van het spookdorp.
Hoewel, een spookdorp kan je Centralia niet noemen, aangezien je er nooit helemaal alleen zal zijn. Maar waar je vroeger op het trottoir bewoners tegenkwam die hun leven leidden, kom je nu ramptoeristen tegen die op jacht zijn naar een rookpluim. En waar de weg je eerst naar winkels en huizen leidde, leidt het je nu naar onkruid en wildernis. Want waar mensen verdwijnen, komt de natuur tot leven. Zelfs in een eeuwig brandende stad.
In Amerika kom je meer bijna verlaten steden tegen. Zoals Monowi, waar de 88-jarige Elsie als enige overbleef.