Waarom de poolcirkel steeds vaker in brand staat, zélfs in de winter

- Artikel
- 10 apr 2025
- 6 minuten leestijd
Berichten over verwoestende bosbranden zijn niet nieuw. Maar waar de omvang van natuurbranden in sommige gebieden afneemt, worden noordelijke gebieden als Alaska, Canada en Siberië juist steeds vaker en harder getroffen. Hoe kan dat?
Het totaal aantal afgebrande hectaren wereldwijd neemt de laatste jaren af. Goed nieuws zou je denken, toch? Niet per se. Want die natuurbranden nemen vooral af in savannegebieden, waar ze juist bij het natuurlijke proces horen. En de oorzaak van die afname is ook niet per se positief voor de natuur te noemen: veel natuurbranden worden onderbroken, omdat wilde savannegebieden verdwijnen en plaats moeten maken voor landbouwgebied. En waar het totaal afgebrande gebied op aarde dus afneemt, neemt de intensiteit en hoeveelheid van extreme natuurbranden juist toe. Vooral in het uiterste noorden van onze planeet.
Dat weten de inwoners van Canada maar al te goed. Zij worden in 2023 geconfronteerd met bosbranden op ongekende schaal. Het is niet zo dat natuurbranden hier nieuw zijn: elk jaar brandt er zo’n drieënhalf miljoen hectare af. Maar dit jaar is het anders. Meer dan zeventien miljoen hectare brandt af. 2023 is zo heftig dat 2024, met vijf miljoen afgebrande hectare, als een rustig brandjaar voelt. “De frequentie van die grote brandjaren neemt heel duidelijk toe,” aldus Sander Veraverbeke – universitair hoofddocent in klimaat- en ecosysteemverandering bij de Vrije Universiteit Amsterdam, “in Siberië waren 2019, 2020 én 2021 recordjaren.”
Toeval kan je het dus niet meer noemen: verwoestende natuurbranden in de meest noordelijk gelegen bossen op aarde. Bossen die we in ons hoofd niet linken aan vuur en hitte, maar juist aan sneeuw en kou. En ondanks dat ook hier bosbranden bij het natuurlijk proces horen, blijkt uit onderzoek dat klimaatverandering bosbranden in noordelijke gebieden groter, heter en frequenter heeft gemaakt.

Waarom juist hier?
Bosbranden en boreale bossen, zoals deze bossen in het uiterste noorden van de aarde worden genoemd, zijn op het eerste oog geen match made in heaven. Maar dat verandert. Want juist hier warmt het klimaat sneller op dan in de rest van de wereld. Hoe dat kan? Dat heeft alles te maken met het Albedo-effect. Sander: “Sneeuw en ijs zijn wit, waardoor ze zonlicht reflecteren en een afkoelend effect hebben. Door opwarming is de sneeuw en het zee-ijs in de lente eerder weg. Daardoor is de oceaan of het land meer zichtbaar en dat absorbeert meer warmte.”
Door hogere temperaturen kunnen bomen, struiken en grassen steeds noordelijker groeien. Kale toendragebieden in het uiterste noorden worden dus langzaam gevuld met brandbaar materiaal. Daarbij zorgen de steeds vaker voorkomende hittegolven ervoor dat het vocht uit bomen en planten wordt getrokken. Resultaat? Een vochtige, warme lucht en daardoor meer kans op onweer en bliksem. En laat bliksem nou nét een van de grootste veroorzakers van bosbranden zijn.
Toch is het niet zo dat elke regio per se meer brandbaar wordt. “Eigenlijk schuift alles een beetje op naar het noorden. Je ziet nu ook dat loofbomen wat verder naar het noorden oprukken. Die bladeren bevatten meer vocht en zijn daardoor juist wat minder brandbaar dan naaldbomen.”

Zombie fires
Omdat deze noordelijke gebieden dunbevolkt zijn, krijgen natuurbranden langer de tijd om door te razen. En zelfs als het vuur boven de grond lijkt gedoofd en de droge oppervlakte plaats heeft gemaakt voor een dik pak sneeuw, spelen natuurbranden een rol in dit gebied. Niet boven, maar onder de grond. Dat stelde een team van wetenschappers, waaronder Sander, vast in 2021.
Veel boreale bossen bevinden zich op veengrond. Deze ondergrond bestaat uit een grote hoeveelheid dood plantenmateriaal zoals mos, takken, bladeren, struiken en andere planten: een erg brandbare combinatie. Voorheen was dat niet zo’n probleem, aangezien deze gebieden van nature erg nat en koud zijn. Maar door klimaatverandering worden ze droger en daarmee vatbaarder voor branden. Nadat natuurbranden boven de veengrond hebben gewoekerd, sudderen ze in sommige gevallen onder de grond door. Dat vuur kan maanden tot jaren doorbranden onder de grond, totdat de sneeuw smelt en het vuur weer boven komt drijven. Een heuse zombiebrand dus, die als een soort waakvlam de winter overleeft.
“Het is een heel intrigerend fenomeen. Dat het voorkomt is bijna te bizar voor woorden. Maar het is ook vrij zeldzaam. Als je kijkt naar totaal afgebrand gebied in deze bossen dan komt het overgrote deel, ongeveer tachtig procent, door bliksem. Zo’n vijftien of meer procent heeft een menselijke oorsprong en de overige één tot misschien drie procent komt van zo’n zombiebrand,” aldus Sander. Daarnaast blijkt uit recent onderzoek dat de uitstoot van broeikasgassen bij zombiebranden niet veel hoger is dan bij normale branden. Wel komen ze steeds vaker voor, simpelweg omdat er meer natuurbranden zijn en daarmee de kans op ‘overleving’ groter wordt. “Het is dus meer een bijkomstigheid dan het grootste probleem.”
Permafrost
Waar de impact van deze zombiebranden op het moment nog mee lijkt te vallen, spelen ook andere factoren een rol onder de grond. Zoals permafrost: de permanent bevroren ondergrond in veel van deze gebieden. Deze bevroren bodems zijn honderden of duizenden jaren oud en zitten vol oud plantenmateriaal en broeikasgassen. “Zolang dat ijs onder nul blijft, is het alsof die oude planten in de diepvries liggen en gebeurt er niets.”
Volgens Sander kunnen bosbranden deze ijslaag echter in gevaar brengen: “Na een brand verdwijnt een deel van de organische bodem, die dient als een bufferlaag. Daarnaast verdwijnen bomen, en daarmee schaduw, en is de grond de eerste jaren zwartgeblakerd, wat meer warmte absorbeert. Daardoor wordt de opdooilaag dikker.” De opdooilaag, ook wel de active layer, is het deel van de ondergrond dat elk jaar ontdooit in de zomer en weer bevriest in de winter. Hoe groter het deel dat ontdooit, hoe meer oude plantenresten in het ijs gaan rotten en daardoor broeikasgassen uitstoten.

Een vicieuze cirkel
Het zorgt ervoor dat noordelijke gebieden in een vicieuze cirkel komen: door de warmere ondergrond komen er veel broeikasgassen vrij, daardoor wordt de opwarming van het klimaat versterkt, waardoor er meer en intensere bosbranden uitbreken en de grond nog verder ontdooit. “We weten vrij goed hoeveel broeikasgassen er vrijkomen tijdens een brand zelf. Maar na zo’n brand kan er voor tientallen jaren nog extra uitstoot van broeikasgassen zijn omdat de permafrost dooit.”
Hoe het verre noorden er in de toekomst uit zal zien is lastig te voorspellen. Maar dat veranderingen zich razendsnel opvolgen, beaamt Sander. “Wat we nu zien qua branden in Canada en Siberië is eigenlijk wat we voorspelden voor 2050. Dus het gaat allemaal een stuk sneller dan verwacht. Er zal sowieso een sterke toename van natuurbranden komen en dat zal er denk ik toe leiden dat bossen nog verder naar het noorden zullen oprukken.”
Meer over permafrost en de gevolgen van het dooien hiervan? Lees het hier.
